De ironische sneer kwam van d66-leider Alexander Pechtold. Vlak voordat voormalig vvd-minister Gerrit Zalm vorige week het stokje overnam van kabinetsinformateur Herman Tjeenk Willink zei Pechtold nog één keer hoe het hem speet dat er drie progressieve partijen in de Tweede Kamer zitten, GroenLinks, SP en pvda, die alle drie niet het lef hebben om hun nek uit te steken en regeringsverantwoordelijkheid te nemen.
Pechtold leek echter enig begrip te hebben voor de pvda. ‘Met een verlies van 29 zetels kun je een partij moeilijk het recht ontzeggen om tijd te nemen voor bezinning in de luwte.’ En toen kwam de sneer: ‘Na gisteren heb ik echter het idee dat die luwte nog niet gevonden is en ook nog niet gezocht wordt.’
De partij die de afgelopen jaren regeringsverantwoordelijk droeg en van de kiezer in maart een ongelooflijk pak slaag kreeg, zoekt inderdaad niet de luwte op, ook al is dat wel het argument om niet opnieuw mee te gaan onderhandelen over een nieuw kabinet.
pvda-leider Lodewijk Asscher, behalve Tweede-Kamerlid ook nog steeds vice-premier in het demissionaire vvd/pvda-kabinet, sloot zich vorige week aan bij de eis van docenten in het basisonderwijs voor salarisverhoging. Dat het de pvda-leider menens is, bleek uit wat hij daaraan toevoegde, maar dan met de pet van minister op zijn hoofd: die salarisverhoging wil hij opnemen in de begroting voor 2018. Die gaat Asscher nog deze zomer met de rest van het demissionaire kabinet opstellen nu de kabinetsformatie nog wel even lijkt te zullen duren. Als zijn collega-ministers van vvd-huize het met die salarisverhoging niet eens zijn, stappen de pvda-bewindspersonen op, liet Asscher weten.
Wat je dan krijgt is een demissionair kabinet dat alsnog valt. In 2010, toen de pvda had geregeerd met cda en ChristenUnie, stapten de pvda-bewindspersonen ook op voordat er een nieuw kabinet was, maar dat deden ze toen meteen nadat het kabinet was gevallen over de militaire missie naar Afghanistan. pvda-leider en vice-premier Wouter Bos en zijn partijgenoten zijn daardoor nooit demissionair minister geweest. Nu willen de pvda-bewindspersonen opstappen als ze in demissionaire status geen akkoord kunnen bereiken over de begroting.
De neiging op het Binnenhof is groot om daar schande van te spreken. Een kabinet dat demissionair is, handelt immers alleen de lopende zaken af en introduceert geen nieuw beleid. Het verweer vanuit de pvda, met een vilein lachje gebracht, is dat er toch echt een begroting moet komen en dat er elk jaar in elke begroting koopkrachtreparaties zitten.
De rustigste reactie in de wandelgang op Asschers dreigement het demissionaire kabinet te laten vallen was deze: de partijen die nu gaan onderhandelen over een nieuw kabinet moeten niet reageren, Asscher is alleen bezig zich te positioneren als linkse oppositieleider. Dat klopt. Asscher wil met zijn slechts negen zetels Jesse Klaver van GroenLinks en Emile Roemer van de SP, beiden leiders van partijen met elk veertien zetels, proberen de loef af te steken.
Voor bezinning in de luwte is geen tijd nu er al komend jaar gemeenteraadsverkiezingen zijn. In grote steden, zoals Amsterdam, Rotterdam en Den Haag, deed de pvda het uitermate slecht bij de recente landelijke verkiezingen. In Amsterdam en Rotterdam zat de pvda de afgelopen jaren al niet meer in het college, maar met een verkiezingsuitslag als afgelopen maart dreigen de sociaal-democraten ook hun bestuurders in andere gemeenten, zoals Den Haag en Eindhoven, kwijt te raken. Zonder raadsleden en wethouders, zonder basis, kan de pvda het opklimmen uit het electorale dal wel vergeten.
Dus is Kamerlid Asscher er in de vijf Kamerdebatten die er inmiddels over de kabinetsformatie zijn geweest elke keer als de kippen bij om een collega-partijleider te bevragen. Als Asscher uit zijn blauwe Kamerzetel opstaat, knoopt hij steeds eerst keurig zijn jasje dicht, loopt dan vanaf de derde rij waar hij als leider van de zevende partij is terechtgekomen langs concurrent Roemer en concurrent Klaver, zet vervolgens nog ietwat onwennig zijn rechter voet naar voren om de interruptiemicrofoon te activeren, om daarna vvd-leider Mark Rutte, pvv-collega Geert Wilders of een andere partijleider na een inleidend betoog een vraag te stellen. Soms een duidelijke vraag, soms een minder duidelijke, soms met een verwijt, soms niet, maar Asscher staat er telkens eerder en ook vaker dan Roemer of Klaver. En dat is echt geen toeval. Die twee zijn niet zijn collega’s op links, het zijn zijn concurrenten op links. Concurrenten overigens die vooralsnog met hem niet rechtstreeks de strijd aan gaan.
Zij weten ook dat het nog maar de vraag is of het optreden van Asscher geloofwaardig is voor de kiezer, zeker als het gaat om de salarissen in het basisonderwijs. De salarisachterstand is er niet plotsklaps, maar al jaren, zo ook het dreigende tekort aan docenten. Nu is er weliswaar op dit moment een vvd’er als staatssecretaris verantwoordelijk voor het basisonderwijs, maar het kabinet spreekt altijd met één mond. Asscher draagt dus zelf inmiddels ook ruim vier jaar verantwoordelijkheid voor het onderwijsbeleid. In die jaren is er wel extra geld uitgetrokken voor onderwijs, zelfs voor een deel geoormerkt voor een salarisverhoging, maar dat geld is daar door scholen niet altijd aan besteed.
Aan kritiek zal de pvda daarom niet ontkomen. Ook niet als ze de luwte had opgezocht. Vandaar dat Asscher vol in de wind gaat staan. Veel te verliezen heeft hij niet meer, te winnen des te meer.