‘We moeten het glas niet te ver over de rand van de tafel schuiven.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat het dan stuk valt.’
‘Waardoor?’
‘Door de zwaartekracht.’
Het stukvallen van het glas door de zwaartekracht is het argument om het glas niet te ver over de rand van de tafel heen te schuiven.
Nu het volgende:
‘Schuif het glas niet te ver over de rand van de tafel.’
‘Waarom niet?’
‘Dat is lelijk.’
Je voelt meteen dat hier iets wringt. Je kunt meteen stellen: een wetenschappelijk oordeel (zwaartekracht doet glas stuk van tafel vallen) wint het van een esthetisch oordeel. (Lelijk.)
We gaan nog een stap verder.
‘Stop, schuif het glas niet te ver over de rand van de tafel.’
‘Waarom niet?’
‘Dat hoor je niet te doen.’
Ook dit argument - het ethische argument - is zwak, zwakker zelfs dan het esthetische of het wetenschappelijke. (Zeg ik als estheet.)
Wat is nu ‘juist’? Het wetenschappelijke, esthetische of ethische argument?
Welke uitspraak je ook doet, het valt altijd binnen één van deze drie categorie'n.
‘Dit boek is slecht, want slecht geschreven.’
‘Paul Witteman is de beste journalist van Nederland, want politici vinden het leuk om met hem te praten.’
‘De politiek van Wim Kok leidt tot vergroting van de tweedeling, want het poldermodel is nu eenmaal altijd voordelig voor de rijkeren in onze samenleving.’
Hoe beoordeel je nu wat de juiste argumentatie is?
Bij wetenschappelijke argumentaties heb je het makkelijk. Die kun je controleren. Esthetische en ethische argumenten zijn moeilijker te beoordelen. Wie wint die discussie op grond waarvan?
Ik maak me op het ogenblik erg druk om Lulu Wang. Het is een slecht boek, beroerd geschreven, het is op rottig goedkoop papier gedrukt, maar toch staat het al wekenlang op één in de verschillende boekentoptiens.
Ik kan aantonen dat het boek slecht geschreven is - volgens mijn normen.
Wangs zinnen zijn vaag. Haar Nederlands is beroerd. Het verhaal is traag en belachelijk en niets rechtvaardigt de verkoop van dit boek.
Maar een vriend van mij ontkent alles wat ik zeg.
Hij vindt het een mooi boek.
Ik lees hem een slechte zin voor - hij vindt hem mooi.
Wat ik ook aan argumenten aandraag - wetenschappelijke (grammaticaal kloppen de zinnen niet), ethische (dat incest-verhaal deugt niet) of esthetische (wat een overdreven drama) - niets weerhoudt mijn vriend ervan het boek niet nog eens te kopen voor iemand anders. (‘Het is namelijk een goed boek.’)
Mijn vriend is een hoogstaande intellectueel. Veel hoogstaander dan ik. Hij is ook veel bekender dan ik - en u kent en waardeert hem ook, want hij is vaak bij de VPRO te zien.
Hij maakt mij hopeloos.
Blijkbaar is het zo dat argumenten eveneens losse flodders zijn - het maakt niet uit wat je zegt. De wadden kunnen wel of niet doorboord worden, Schiphol mag wel of niet uitgebreid worden - niets doet er meer toe, wat betreft argumentaties.
Een samenleving die niet hecht aan zijn argumentaties, is normloos en staat stil - dan kan de kanker van de decadentie woekeren.
Sommige kunstenaars vinden het verval mooi. Ik vroeger ook.
Tegenwoordig vind ik het pijnlijk om te zien.
Wie geen hiërarchie aanbrengt in zijn argumentaties, houdt zich expres doof.
Vroeger noemde je zulke mensen fascisten of nazi’s. Die woorden zijn zo gedevalueerd dat je zulks niet meer serieus kunt zeggen. Misschien ben ik er daarom wel voor om deze begrippen weer te gebruiken.