Schrijf je in voor onze dagelijkse nieuwsbrief en ontvang iedere ochtend het beste uit De Groene in je mailbox

Twee vrienden, Dom (hij vertelt het verhaal) en Nick verblijven op een camping in Frankrijk. Omdat daar niet veel te doen is gaan ze naar een boerderij waar een zangeres optreedt. ‘Witgeverfde houten balken aan het plafond. Een lege zwarte metalen kapstok met krullen van ijzer. Een kleine nis waar een beeldje van de maagd Maria stond, het kindje Jezus op één arm.’ Die zangeres blijkt een meisje te zijn van een jaar of dertien, ze treedt op in een armoedige tot theater verbouwde ruimte van de boerderij. Ze zingt fraai, haar lied maakt diepe indruk op Dom. Waarom weet hij niet precies. Hij schrijft er een verhaal over, later blijkt dat zijn vriend, is het wel een vriend, rond dezelfde gebeurtenis een roman heeft gesitueerd waarmee hij in één klap beroemd wordt. Koeleman kaart met dit startgegeven een klassiek literair thema aan: de concurrentie tussen twee schrijvende vrienden. Jaloersheid en rancune duiken op: de een lijkt in het begin succesvol, maar loopt tegen een writer’s block aan, vervolgens gaat de ander er met zijn thema’s vandoor en wordt beroemd. Vooral in het begin speelt dit thema rond talent, imago en discipline een belangrijke rol: ‘Mensen moeten al nieuwsgierig naar je zijn voordat je een letter hebt geschreven.’ Wessel te Gussinklo schreef er met De weergekeerde bloem (2017) een mooie roman over. Maar Koeleman wilde iets anders.

© Paul Conrath / Getty Images

Hij houdt ervan, ook al in eerder werk, de kunst van het verhalen vertellen zelf onder druk te zetten. Alles is in de romankunst nu eenmaal truc, goochelkunst, metaforiek en doortrapte manipulatie waarbij het zowel uitgangspunt als doel is dit de lezers zo snel mogelijk te laten vergeten. Zij moeten erin geloven dat de vertelling ‘natuurlijk’ is, ja, niets meer of minder dan ‘het leven zelf’. Koeleman problematiseert dit. In zijn vorige boek, Engels voor leugens (2016), belandden we in een merkwaardige wereld waarbinnen de ‘held’ zich steeds meer verantwoordelijk begint te voelen voor wat er om hem heen gebeurt. Als er iemand sterft, meent hij dat het aan hem ligt en langzamerhand krijgt hij de indruk dat hij zelf de werkelijkheid creëert. Kortom hij is de schrijver ervan.

‘Mensen moeten al nieuwsgierig naar je zijn voordat je een letter hebt geschreven’

In deze nieuwe roman begint de verteller er steeds meer van overtuigd te raken dat zijn jeugdvriend bezig is zijn leven voor zijn romans te exploiteren. Keer op keer komt dezelfde scène over dat bezoek aan een zangeres in een Frans dorpje terug. Soms net even anders verwoord of ergens anders gesitueerd, maar steeds zijn er dezelfde ingrediënten: een podium, een zangeres, een gordijn. Koeleman strooit meer en meer met raadselachtige scènes met steeds terugkerende elementen die het vertellen op zich problematischer maakt. Fraai is bijvoorbeeld het verhaal van een gewezen arts die in de binnenlanden van Brazilië een lid van een indianenstam moet bevrijden van een schakelaar die in zijn hoofd is gemonteerd. Wanneer de arts die schakelaar omzet gaat de maan uit. Paniek! Een direct verband met de hoofdlijn van het verhaal ontbreekt, maar Koeleman laat die schakelaar op verschillende plaatsen opnieuw opduiken. Waarom? Wat betekent dit? Waarom wordt dit verteld? De vraag die je als lezer natuurlijk altijd moet stellen. Ik voelde me langzamerhand denken: ja, natuurlijk, literatuur is een schakelaar waarmee je alles aan en uit zet.

De vreemde gebeurtenissen beginnen zich op te stapelen en Dom raakt langzamerhand stevig de kluts kwijt. Hij is jaloers op het literaire succes van zijn vriend, reist hem achterna, belandt op verkeerde plaatsen, pleegt een misdaad en ziet zichzelf als een personage in een roman die hij zelf niet geschreven heeft. Hij raakt betrokken bij de film die van het boek gemaakt wordt, The Bound Heart, waarmee we terug zijn bij de titel van deze merkwaardige Koeleman-roman.

Het bijzondere aan het geheel is dat de schrijver nooit de realistische kanten van zijn verhaal uit het oog verliest. De verteller is een gewone, ietwat angstige en rancuneuze figuur, die in een boekwinkel werkt, een vrouw heeft en een stiefdochter. Maar die vrouw is dus wel de ex van zijn beroemde vriend, wat al weer aanleiding geeft tot bespiegelingen over de informatie die zijn vriend van hem heeft. Koeleman neemt je mee in een spiegelpaleis van steeds dezelfde gebeurtenissen, waarbinnen de ik-figuur zich staande moet zien te houden. De paranoïde sfeer wordt nog versterkt door de afstandelijke journalistieke toon die de verteller aanslaat. ‘Ik kreeg verder geen kans stil te staan bij Nicks emotionele staat, want zodra we de zaal betraden werden de zintuigen in beslag genomen door honderden andere indrukken.’ Soms versterkt de schrijver deze sfeer door middel van expressionistisch aandoende beschrijvingen als: ‘De maan had geelzucht. Lantaarns sprongen aan toen we de parkeerplaats op liepen. Er stond maar één andere auto.’ Af en toe doorbreekt hij zelfs letterlijk de derde wand van de vertelling: ‘Het volgende hoofdstuk diende zich aan in de vorm van een deur.’

Ik geef toe dat ik af en toe ‘ja maar’ dacht. Ik begon de roman te ondervragen, Koeleman dwong me ertoe zijn boek als een detective te lezen. Wie is dat meisje precies van de beginscène? Is het meisje dat later in de film speelt wel hetzelfde zingende meisje als uit die startscène? En waar speelt ze echt zichzelf? En wat heeft die schakelaar toch met het geheel te maken? Is Nick echt zo’n schurk? Klopt alles wel? Vooral die laatste vraag zal de auteur met veel plezier gelezen hebben. Klopt alles wel in een roman? Wat een rare vraag: veel dommer kan een vraag niet zijn.