Ik schrijf dit stukje tot mijn verdriet vóór het resultaat van de Tweede-Kamerverkiezingen bekend is. Gelukkig heb je de uitslag niet nodig om te weten dat de Nederlandse kiezer is teruggekeerd naar de drie grote klassieke partijen; dat hij dus een geheugen als een vergiet heeft, dat hij dat gebrekkige geheugen paradoxaal genoeg combineert met een afkeer van onbekend terrein, en dat hij bovendien hevig vergevingsgezind is. Hij doet even denken aan de beroemde man uit dat beroemde gedicht van Willem Elsschot, die zijn vrouw niet meer ziet zitten. Alleen is de kiezer wél door het vuur gaan rennen en door het water plassen naar een ander lief. Maar het vuur was te warm en het water te koud, en eigenlijk was hij dol op het haten van zijn vrouw. Dus is de kiezer weer lekker boos voor die haard gaan zitten. Het is een rotclub en ze hebben al hun principes verkwanseld, maar het is wel onze rotclub, hebben de PvdA-stemmers gezegd. Het is een zwakke leider, maar we hebben tenminste weer een leider, hebben de CDA-stemmers gezegd.

De daaropvolgende implosie van het succes van de protestpartijen is intrigerend. LPF en SP konden in de peilingen en ook in de Tweede Kamer zelf aanspraak maken op meer dan 35 zetels, ruim een vijfde van het totaal. Dit keer was de kracht van de televisiecultuur in het voordeel van de gevestigde orde, die met Balkenende en Bos twee archetypische succeshebbers naar voren kan schuiven. Maar de vele zie-je-wel!-studies en reportages over het onrustige electoraat van het afgelopen jaar gaven aan dat er in de jaren tachtig en negentig een grote groep burgers is ontstaan die zich steeds minder begrepen en vertegenwoordigd voelt door de politiek. Ze zijn wel betrokken bij de maatschappij, vinden dat problemen in hun omgeving anders geregeld moeten worden, maar hebben geen vertrouwen in de politieke orde om dat voor elkaar te krijgen. Die grote groep mensen is niet op bedevaart bij het graf van Fortuyn in Provesano blijven hangen. Hun leed lijkt even weggenomen: met het drieweekse mediaoffensief in de aanloop naar deze verkiezingen en de mate waarin politici hun best deden de mensen naar de mond te praten. Met de kamerbrede en onversneden introductie van het Fortuyn-program inzake vreemdelingen. Met het zondebesef van Wouter Bos, die na 16 mei 2002 ook zijn linkerwang aanbood voor een goeie tik.

Vooral factoren die maar weinig zeggen over de bestendigheid van de renaissance van de powers that be. De twintig tot veertig zetels die te verdienen zijn met protest en good looks kunnen de volgende keer net zo makkelijk gekaapt worden door een andere slimme nep-professor. Het politieke systeem is dus opener dan het lange tijd was. Je begint een partij en met een beetje strategisch benul slaag je erin de maatschappelijke agenda stevig te beïnvloeden Tegelijkertijd betekent dit een toenemende instabiliteit van het parlement, die automatisch tot een grotere greep van de ambtenarij op de gang van zaken in het land leidt. Dat relativeert de toegenomen openheid weer. Zo bezien kan als meest opvallend resultaat van het rampjaar 2002 met name een verruwing van omgangsvormen met migranten worden opgetekend.