De wet lag nog niet eens bij de Tweede Kamer, maar leidde toch al tot rumoer, kritiek en politiek gekonkel. Ik heb het over het voorstel waarmee het kabinet een wettelijke basis wil geven aan ingrijpende maatregelen als gevolg van het coronavirus, zoals het sluiten van de horeca, het verbieden van evenementen en het niet mogen samenscholen met drie of meer mensen. Tot nu toe zijn die maatregelen gebaseerd op noodverordeningen en die weer op de Wet publieke gezondheid en de Wet veiligheidsregio’s.
Het lijkt zoals het hoort: dat er een wettelijke basis komt voor het soort vergaand ingrijpen in de vrijheid van burgers zoals Nederland de afgelopen maanden heeft gekend. Maar daar verschillen de meningen al over. De Raad van State vindt het hoognodig, want die noodverordeningen duren inmiddels te lang. SP-Kamerlid Ronald van Raak vindt het onnodig, omdat de Tweede Kamer steeds is gekend in wat het kabinet deed. ‘Wij gaven het kabinet de ruimte.’ Mocht het virus weer oplaaien, dan kan dat wat hem betreft weer zo.
Het kabinet luisterde naar de Raad van State en legde een concept ter consultatie voor aan onder meer de Nationale ombudsman en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Het voorstel belandde ook bij hoogleraar staats- en bestuursrecht, Wim Voermans. Toen was Leiden in last. Want via de kritiek was te lezen hoe dit kabinet die wettelijke basis wil regelen: door zichzelf veel macht te geven. In Van Raaks woorden: ‘Met dit voorstel néémt het kabinet de ruimte.’
Eerst de inhoudelijke kritiek. Voermans heeft die in zijn blog met kleur en tekstballonnen aansprekend gemaakt voor studenten en andere geïnteresseerden. Zijn bezwaren zijn alarmerend. In Nederland kunnen vrijheidsrechten alleen onder strikte voorwaarden en met medewerking en inbreng van de volksvertegenwoordigers tot stand komen. Eerste en Tweede Kamer moeten dus vooraf mee kunnen praten. Volgens Voermans maakt het voorstel dat hij onder ogen kreeg aan dit principiële uitgangspunt een eind. Oftewel, en dat zijn grote woorden die niet zomaar in de mond mogen worden genomen, met dit voorstel overtreedt het kabinet de constitutionele normen van de grondwet.
Ook het beeld dat de wet draait om tijdelijk ingrijpen door het kabinet, klopt volgens Voermans niet. Dit voorstel geeft het kabinet de macht om de beperkende maatregelen een jaar lang aan zijn burgers op te leggen. En vervolgens ook nog het recht om dit na dat jaar te verlengen, ook zonder de Kamer daarover vooraf om instemming te vragen. Als dit in een buitenland zou gebeuren, denk ik dat Nederland vooraan zou staan met het opgeheven vingertje.
Ook de Nationale ombudsman, Reinier van Zutphen, heeft kritiek: waar kan de burger terecht als deze te maken krijgt met beslissingen die hem raken in zijn wezenlijke belangen en behoeften? Ik lees dat als: waar kunnen verpleeghuisbewoners of hun familie aankloppen om bezwaar te maken als ze elkaar ineens niet meer mogen bezoeken, zelfs niet als het familielid in het verpleeghuis op sterven ligt? De ombudsman mist ook explicietere criteria op basis waarvan een belangenafweging wordt gemaakt tussen grondrechten. Oftewel: zo geeft het kabinet zichzelf wel heel veel vrijheid.
Dan de procedurele kant van de zaak. Dat klinkt saai, maar procedures doen ertoe in de politiek, ook nu weer. Het begint er al mee dat de Tweede Kamer onder tijdsdruk wordt gezet. Want de wet is nog niet ingediend en de eerste week van juni is al voorbij, als de Tweede Kamer tussen neus en lippen door te horen krijgt dat de wet al op 1 juli in moet gaan. Dat zet kwaad bloed.
De boodschap komt van minister Ferd Grapperhaus van Justitie, met daarbij ook de mededeling dat zijn cda-collega Hugo de Jonge van Volksgezondheid de wet gaat indienen. Dat lijkt logisch, omdat ook de noodverordeningen zijn gebaseerd op de Wet publieke gezondheid. Maar niet iedereen in de Kamer is het daarmee eens.
De een vindt dat deze wet om principiële redenen moet vallen onder minister Kajsa Ollongren van Binnenlandse Zaken, omdat dat ministerie over grondwet en grondrechten gaat. Dat De Jonge de wet indient, heeft volgens dit Kamerlid politieke redenen: het kabinet hoopt daarmee dat Kamerleden met de portefeuille volksgezondheid deze wet gaan behandelen. In de verwachting dat het debat dan binnen de kortste keren gaat over de gezondheidskant van de zaak en niet over grondrechten, tenslotte is dat niet hun specialisatie. Een volgend Kamerlid vermoedt een ander politiek motief. D66, de partij van minister Ollongren, zou haar vingers niet willen branden aan een wet die vrijheden kan inperken. Dat zou niet passen bij de uitgangspunten van de partij en bovendien niet goed uitkomen nu D66 er niet goed voorstaat bij de kiezer. Daarom is de hete aardappel op het bordje van een cda-minister geschoven.
Het liefst zou ik de grap maken dat het wetsvoorstel zo slecht is, juist omdat het is gemaakt op een ministerie waar ze meer verstand hebben van volksgezondheid dan van grondrechten, bestuurlijke verhoudingen en de rol van het parlement. Maar daarvoor is het onderwerp te principieel en te ingrijpend voor ons, burgers.
Het kabinet heeft de machtsstrijd met de Kamer aan zichzelf te danken. Die strijd mag niet in het voordeel van het kabinet worden beslist. Dat dreigt wanneer Kamerleden onder tijdsdruk moeten werken, als ze met onvoldoende kennis van het staatsrecht het debat aangaan én als ze onderling blijven konkelen.