Volgend jaar wordt Thurston Moore vijftig. Een vreemde gewaarwording: wie Moore zegt, denkt aan de innovatieve maar onverbiddelijke gitaarbeul van Sonic Youth, een leeftijdsloze jongen met onuitputtelijke experimenteerdrift, en niet aan een man van middelbare leeftijd met vrouw, kind en een heel leven om op terug te kijken.

Met zijn band Sonic Youth maakte Thurston Moore begin jaren tachtig deel uit van de bruisende New Yorkse no wave-scene, een groep bands die zich concentreerden op deconstructie van de rockmuziek en tomeloos experiment. Als enige uit die scene groeide Sonic Youth uit tot een rockautoriteit met commercieel succes, zonder een flinter van hun scherpgerande, dissonante nummers af te vijlen.

De laatste drie platen van Sonic Youth kenmerken zich echter door volwassenheid en rust, en ook Moore’s laatste soloplaat Trees Outside The Academy klinkt warmer, tevredener en ouder dan ooit. Moore lijkt genoeg te hebben van het verkrachten van zijn zes snaren op zoek naar oorsplijtende, stuiptrekkende geluiden. In plaats daarvan wendt hij zich tot de jarenlang genegeerde akoestische gitaar, en tokkelt zich rustig door een aantal aan folk verwante nummers heen.

Op de minste momenten klinkt Trees Outside The Academy als Sonic Youth waar de angel uit is, maar er zijn momenten waarop Moore ontroering teweegbrengt. Zo is Silver Blue een onkarakteristiek mooi nummer over vergankelijkheid. Moore’s leeftijd lijkt hem aan te zetten tot zelfreflectie.

De plaat eindigt met een opname van een dertienjarige Moore, die onbevangen zit te spelen met een taperecorder. ‘What you are about to hear is me dropping a nickle on the table’, horen we hem zeggen.

Om zich vervolgens af te vragen: ‘Why the FUCK am I doing this?’

36 jaar later weet hij waarom.

Je kunt lang en uitputtend discussiëren over hoe ernstig je de New Yorkse band Liars moet nemen. Alle eigenschappen van een ‘serieuze band’ zijn in ieder geval present: de leden van het gezelschap ontmoetten elkaar op de kunstacademie, nemen platen op in Blair Witch-waardige boshutten, krijsen veelvuldig over bloeddorst en hekserij, en maakten een Teutoonse conceptplaat over ‘de Yin en Yang van zelfverzekerdheid en twijfel op het creatieve vlak’. Tegelijkertijd lijkt de band hard om zichzelf te kunnen lachen: Liars treedt op in jurken, laat zich fotograferen als homo-pornomodellen en geeft nummers bizarre titels mee als If You’re A Wizard, Then Why Do You Wear Glasses? Die mentaliteit typeert Liars. Niets is heilig, de eigen muziek wel het allerminst. En dus transformeren ze zich bij iedere nieuwe plaat in een totaal andere band. En of ze nu ruisende postpunk, angstaanjagende voodoo-soundscapes of atmosferische Krautrock vol oerdriften maken – steeds weer persen ze er iets origineels uit.

Op Liars keert de band terug naar de muziek uit hun puberjaren: een levensfase waarin stuurloosheid regeert. Dat Liars na het serieuze Drum’s Not Dead (2006) lol willen maken is begrijpelijk, toch is er weinig dat voorbereidt op de beukende proletenrock van opener Plaster Casts Of Everything. ‘Wanna run away/ I wanna bring you too!’ gilt zanger Angus Andrew ad infinitum over repetitieve stampdrums. Opzéttelijk stompzinnig, want dit is een eerbetoon aan jeugdige zorgeloosheid, aan je vuisten ballen en gedachteloos beuken op je instrumenten. Het is een overrompelende plaatopener en magnifiek puberaal.

Maar ook hier komt de ideeënrijkdom van de band tot uiting. Zo slaan de opgewekte Happy Mondays-beats van Houseclouds het vooroordeel dat Liars geen popmuziek kan maken acuut aan scherven, en even verderop wordt geflirt met no wave à la, jawel, Sonic Youth. De afsluiter Protection verrast nog wel het meest: een gevoelige bijna-ballad, steunend op een melancholieke orgel-drone en Angus Andrew die zingt: ‘When you close your eyes/ I don’t need protection.’

Thurston Moore, Trees Outside the Academy, Ecstatic Peace!
Liars, Liars_, Mute


bestel Moore, Thurston - Trees Outside The Academy

Liars - Liars 20 augustus 2007