Ons ideaal was ‘Slordig Leven’. Ik heb daar al eens over geschreven. Maar de laatste dagen kom ik steeds aantekeningen en mensen uit die tijd tegen.
‘Leven alsof je tegelijkertijd werkt aan je autobiografie.’
‘Slordig Leven is niks serieus nemen. Wat serieus genomen moet worden, komt vanzelf.’
‘Slordig Leven is maken, maken, maken. In die kwantiteit zit altijd iets van kwaliteit.’
‘Discipline komt vanzelf. Je doet gewoon!’
We leefden hier ook naar. Althans, dat probeerden we.
Het symbool van de kaars die snel opbrandde gebruikten we vaak in onze conversaties. Het was romantisch. Zeker. Maar het was ook doodsangst. We waren bang dat we zouden sterven en niks zouden hebben meegemaakt. We wilden vijf kwartier in een uur leven. Leven als een kunstwerk, maar een ander kunstwerk maken dan ons leven. En omdat we niet goed wisten wat ‘leven’ was, moesten we maar domweg ‘doen’.
Op een dag zeggen: ‘Ik ga een roman schrijven.’
Op een dag zeggen: ‘Heb jij vijfduizend gulden, ik kan namelijk veertien uur filmrollen kopen, dan gaan we een film maken.’
‘Waarover?’
‘We zien wel.’
Op een dag zeggen: ‘Ik ga een lp maken, want ik wil de gedichten van Reve op muziek zetten.’
De kwaliteit liet soms inderdaad te wensen over – veel is vals, eigengereid, onvolkomen, technisch imperfect – maar we maakten dichtbundels, romans, films, muziek.
Laat ik eerlijk zijn: ik denk nog slordig. Maar ik probeer netjes te zijn. Het leven corrigeert je keer op keer. Verantwoordelijkheden zijn de riem waarmee vrijheid wordt kortgehouden. Voor vrijheid heb je – om het maar eens om te draaien – een onverantwoordelijke mentaliteit nodig. Je moet mensen in de steek laten, je moet afspraken niet nakomen en je moet onbetrouwbaarheid als een deugd zien.
En kijk, daar loopt een conservatief zijn hondje uit te laten.
Elk strontje uit het hondenkontje raapt hij keurig op met een poepzakje. Hij geniet van de zestiende- en zeventiende-eeuwse architectuur van zijn stad en heeft moeite met de moderne architectuur die hem vaak lijfelijk lijkt te willen aanvallen. Voor de onbeschofte toeristen wil hij ook niet opzijgaan, maar hij doet het wel.
De twee zielen in zijn borst voelt hij nog wel, maar die verouderen sneller en sneller en vaker dan hem lief is. Ze laten de gedachten over de dood de grens passeren in de vorm van rekeningen die gepresenteerd worden waarop grote morele schulden staan waarbij mislukkingen zijn opgeteld. Bij ‘inkomsten’ staat wel wat, maar verrekte weinig. Veel staat in het rood.
Soms is hij bang in een necropolis te lopen, maar soms zou hij niets liever willen.
Als hij naar de jeugd kijkt, dringen zich zinnen aan hem op die hij zijn vader hoorde uitspreken. Hij houdt ze binnen in zijn geestenwereld waar straat na straat ruïnes worden en waarin zelfs de stemmen verloren gaan van mensen die hij heeft liefgehad.
Slordig Leven. Hoe immoreel we ook leefden, we schaafden aan een moraal. Zonder dat we het wisten. Eigenwijsheid moet ook gevoed worden met argumenten. We vielen en stonden op.
Maar er was ook dat monster. Die grote zwarte hond die op ons hoofd kakte. Hij slobberde de vrolijkheid uit je hersens weg en wij bestreden hem met Prozac, Xanax en lithium.
Onze conservatief vraagt zich weleens af: heeft de Hond zijn conservatisme veroorzaakt of zijn conservatisme de Hond? Waarom regent het altijd grijs zelfs als de zon schijnt en voelen je botten al zo eeuwig koud? ‘Geef opa maar een dekentje.’ ‘Nee, opa wil geen dekentje.’
Opa wil de wereld terug waarin hij ongeremd slordig kon zijn. Waar een idee – goed of niet – beter werkte dan die rotpillen waarvan de bijwerkingen je nog droeviger maken dan je al bent.