Maks Velo heeft nooit een serieuze buitenlandse krant gehaald. Daar kon de architect en beeldend kunstenaar niets aan doen en die kranten eigenlijk ook niet. Het was de schuld van de dictator, Enver Hoxha, die had besloten zijn land volledig in het slot te gooien en intellectuelen als Velo gevangen te zetten.

Eigenlijk kwamen alleen fellow travellers af en toe Albanië in. Die zagen armoede, gebrek en angst aan voor een interessant communistisch experiment waarin authentiek levende mensen zonder een zweem van decadentie gebroederlijk met elkaar optrokken. Nagenoeg elk interessant modernistisch gebouw dat ze vanaf het einde van de jaren zestig tegenkwamen, was ontworpen door Velo. Zoals het bekende ‘schrijverspaleis’, een appartementencomplex uit 1972 dat inwoners van Tirana ook wel het ‘huis met de kubussen’ noemen. Het is nu gedeeltelijk een museum, omdat de enige Albanese kunstenaar uit Hoxha’s tijd die de buitenlandse pers wél bereikte er jarenlang woonde, de schrijver Ismail Kadare.

Velo, geboren in 1935 in Parijs maar al jong met zijn Albanese ouders teruggekeerd naar Albanië, ontwierp in een razend tempo hotels, scholen, villa’s en parken. En zoals bijna iedereen die ergens in uitblonk in Albanië, viel hij uit de gratie. Kadare is de interessante uitzondering. Velo’s ondergang verliep volgens het boekje. Niet de geheime dienst of de dictator, maar de collega’s verzorgden de inleidende beschietingen. Tijdens een plenaire sessie van de Bond van Schrijvers en Kunstenaars veroordeelden de leden Velo’s ‘modernistische neigingen’. Waar was zijn socialistisch realisme? ‘Dat waren mensen’, zou Velo later zeggen, ‘met wie ik jarenlang koffie dronk en hardop nadacht over kunst en architectuur.’ Een strafzaak volgde. De aanklacht telde 214 pagina’s. In de rechtbank kwamen elf vakgenoten tegen hem getuigen. Zijn vrouw vroeg een scheiding aan.

Velo verdween in de guurste gevangenis van de dictatuur, Spac, in de rotsachtige bergen in het noorden van het land. In zijn atelier trof de politie 250 schilderijen aan, veel naakt (verboden, want decadent) en expressionistische werken (knettergek, dat behoefde geen uitleg). De meeste gingen de open haard in. Aangemaakt met een paar tekenblokken.

Velo’s schilderijen gingen de haard in, aangemaakt met tekenblokken

Over de acht jaren die Velo in de goelag van Albanië verbleef, schreef hij heldere verhalen die in scherpte en kracht bij vlagen niet onderdoen voor de (terecht) wereldberoemde Berichten uit Kolyma van Varlam Sjalamov. En waar de karakterschetsen van medegevangenen soms summier blijven, gaf hij ze kleur, met zwarte waterverf en inkt, in huiveringwekkende, expressionistische tekeningen. Zijn beste verhaal, wellicht, gaat niet over de ontberingen maar over de onbeheersbare vreugde die onder de gevangenen losbarst als het nieuws doordringt van de dictators dood, in 1985. Binnen noopt de wens tot bespotting tot creativiteit, buiten de gevangenis huilen tienduizenden Albanezen dagenlang in het openbaar.

Een jaar later kwam Velo vrij. Vervroegd, maar met het vooruitzicht de rest van zijn leven ongeschoolde arbeid te moeten verrichten. Voormalige politieke gevangenen waren de onaanraakbaren van de Albanese samenleving en Velo beschreef, jaren later, hoe hij kort na zijn vrijlating Ismail Kadare en diens echtgenote tegenkwam op straat. Ze waren goede vrienden geweest. Velo had zelfs de titel bedacht van een bekende Kadare-roman (Kroniek van de stenen stad). Velo wendde zijn gezicht al af om het Kadare makkelijker te maken hem te negeren. Maar tot zijn verbazing riep die: ‘Hé, Maks!’ Het paar nodigde hem uit bij hen thuis, voor koffie. Ze probeerden een ongevaarlijke conversatie te voeren in het appartement dat Velo had ontworpen. Hij had er voor Albanese begrippen ongekende luxe aan toegevoegd (zoals een open haard) waar Kadare de ogen van de andere bewoners mee uitstak en die Velo op zijn bord kreeg tijdens politieondervragingen. Velo legde buitenlandse bezoekers graag uit dat het gebaar van Kadare en zijn vrouw het summum van medemenselijkheid vormde in de openluchtgevangenis Albanië.

Kadare verliet het land tijdens de val van het communisme. Velo is altijd gebleven. Het leek alsof hij zijn jarenlange verbanning uit Tirana wilde goedmaken met permanente aanwezigheid. ‘Het was onmogelijk door de stad te lopen, langs boekhandels, musea of galeries zónder hem tegen te komen’, zegt Elton Caushi, die zelf een minuscuul, sympathiek museumpje runt ter herinnering aan het Albanese communisme. Ook in de media werd Velo een graag geziene gast. Tot een ziekte hem lam legde, enkele maanden geleden, was hij overal, een morsige tachtiger, witte stoppelbaard, dunne haren dansend als vlas rond zijn hoofd; hij gaf altijd ongezouten zijn mening, druk gesticulerend, zonder ooit lomp te worden.

‘Het meest verbazingwekkende hier’, foeterde hij vorig jaar, ‘is toch wel de macht van de dieven. We zouden “Albanië” in ons paspoort moeten laten vervangen door “De grot van Ali Baba en de veertig rovers”.’ Na zo’n uitspraak, gegeven aan een buitenlandse journalist, kon hij weer gewoon over de straten van Tirana naar zijn appartement slenteren zonder vrees voor arrestatie. Natuurlijk was er grote winst geboekt ten opzichte van de donkere Hoxha-jaren. Dat wist hij wel. Maar het leek hem ongezond om uit dankbaarheid dan maar voor altijd weg te kijken bij onrecht, handjeklap of intimidatie. En zijn stem deed ertoe. Zijn laatste publieke strijd was tegen de sloop van het Nationale Theater. Voor de voorstanders betekende Velo’s betrokkenheid slecht nieuws, vertelt Caushi. ‘Omdat iedereen wist dat hij een van die zeldzame mensen onder ons was die niet dacht in termen van belangen. Maks Velo stond altijd aan de kant van de beschaving.’