Als het een autobiografie is dan in de eerste plaats van het werk, want wat Tournier over zijn eigen leven vertelt - voornamelijk enkele jeugdtraumas - lijkt vooral bedoeld als illustratie van zijn literaire alchemie: hoe aards materiaal in een hogere stof wordt omgezet. De vierjarige wordt van zijn amandelen beroofd, weinig zachtzinnig, wat de schrijver in zijn onbekoelde razernij tot een vergelijking verleidt met kleine meisjes die in de laatste wereldoorlog door soldatengespuis werden verkracht en daaraan een minder groot trauma zouden hebben overgehouden. Die idiote vergelijking is geen toevallige verbale uitspatting, zoals ook het expose over initiatie en opvoeding typerend mag heten. Na een speculatieve vergelijking van de amandelenroof met de besnijdenis volgt een theorie over jeugd en opvoeding in het algemeen, waarbij Tournier het betreurt dat in de formule opvoeding = initiatie + informatie, de duistere, warme, magische kant van de initiatie het steeds meer moet afleggen tegen het rationele, zuiver intellectuele.
Tourniers overgang van de filosofie naar de literatuur is niet minder dan een poging om dat verstoorde evenwicht te herstellen. Nadat hij als aankomend filosoof vier jaar in Tubingen had doorgebracht, zakte Tournier in 1950 voor het agregation-examen. Dat trauma zal hij compenseren door met een speciale doelstelling de literatuur in te gaan: hij wilde de metafysica in romanvorm gieten - in het geheim zouden ontologie en materiele logica de drijvende kracht achter die verhalen zijn. Nu zijn er wel meer schrijvers die uitgaan van wereldomspannende denkschemas, maar als het goed is worden die door het schrijven geabsorbeerd en doet de tekst de abstracties vergeten. Bij Tournier is dat niet voldoende: als de metafysica in romanvorm is gegoten, mag de lezer niet vergeten welke grootse themas en gedachten daarin zijn verwerkt. En het autobiografische essay dient om de lezer daarop attent te maken.
Wat mij betreft bevestigt het mijn bewondering voor de veelheid aan details en de doorwrochte compositie van zijn romans, en het essay demonstreert de inzet waarmee hij zijn stof documenteert. Maar het vergroot tegelijk de irritatie die bijna al Tourniers teksten oproepen. Die wordt vooral veroorzaakt door de expansiezucht: elk beeld heeft tot doel het beschrevene in een hogere orde te verheffen, waarvan het voorbeeld van het amandelen pellen al een karikatuur was. Heeft hij het over zijn roman De meteoren dan gaat het tweelingmotief uiteraard de draagwijdte van de twee broers verre te boven, het gaat immers om de vraag van natuur en milieu en veel meer; Tournier heeft het over het eigenlijke onderwerp - hoe het lot wordt omgevormd tot lotsbestemming - en het fundamentele onderwerp is niets anders dan het samenvallen van tijd en weer. Het is of je Mulisch hemel en aarde hoort bewegen. Ook Tournier heeft de mond vol van de Mythe, die voor hem de overgang mogelijk maakt van de metafysica naar de roman - en terug, getuige zijn advies in zijn betoog over komische en kosmische lach: Om die lach te horen klinken kunnen we er immers mee volstaan de patie"nt te vervangen door de mens in het algemeen, en zijn pleura door het absolute.
Over wat er in feite gebeurt dan wel verandert in de omzetting van metafysische formules in een literair verhaal, rept Tournier nauwelijks. En dat is geen wonder, omdat voor hem de literaire vorm simpelweg een arsenaal van vaste eigenschappen is - mallen waar je universele themas in kunt gieten - en de mythe een verhaal van alle mensen van alle tijden. Aan zon schrijver kun je rustig de supervisie over de hele wereld geven, want ook in de wereld van zijn romans klopt alles als een bus.
Dichters & Denkers
Mallen om metafysica in te gieten
Michel Tournier, Een vlaag van bezieling. Uit het Frans vertaald door Jeanne Holierhoek, Meulenhoff, 300 blz., f39,50
Aan de reeks van vertalingen van Michel Tournier is een omvangrijk essay toegevoegd, Een vlaag van bezieling, dat in 1977 verscheen als intellectuele autobiografie na zijn drie grote romans Vrijdag of het andere eiland, De elzenkoning en De meteoren.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/14
www.groene.nl/1994/14