Een van de beste hiphopalbums aller tijden heeft goed beschouwd maar één hoofdpersonage, één referentie, één perspectief. Ik, mij, mijn. Illmatic had ook Imatic kunnen heten.

Al in het openingsnummer van Nas’ legendarische album Illmatic (1994) valt vervolgens die dwingende term. Keeping it real. Het is misschien wel de meest gebruikte en tegelijk misbruikte term in de popmuziek, en dan vooral de meest streetwise genres ervan: hiphop en hardcore. Keeping it real. Het is een roep om oprechtheid, en tegelijk een blijk van conservatisme. Een statement tegen sociale mobiliteit, zelfs. Want wat is ‘real’ blijven? Dat is blijven hoe je bent. En hoe je bent, dat moet zijn hoe je was. Hoe. Met wie. En waar. Ben je dat niet, dan ben je niet real. Dan ben je nep. Ontwikkeling is slecht.

Wat Illmatic zo fascinerend maakte, is het feit dat het album krachtig bewees dat je de werkelijkheid tot romantisch ideaal kunt verheffen, zelfs tot poëzie, als je haar gewoon zo goed mogelijk beschrijft. Die werkelijkheid hoeft op zichzelf niet bijzonder te zijn. Dat maak je ’r zelf, door haar tot kunst te verheffen.

Precies daarom is Illmatic, dat twintig jaar geleden verscheen, zo’n mijlpaal: het is de meesterproeve van een hiphopalbum waarin de verteller goed beschouwd niet zijn mening over de wereld geeft, maar vertelt wat zijn eigen leefwereld is. Man kijkt uit raam en beschrijft wat hij ziet – dat is eigenlijk de samenvatting van Illmatic. Wat hij ziet is ellende: verscheurde gezinnen, drugsdealers, geweld. Er wordt gedroomd, jazeker, maar die dromen gaan niet over een samenleving die de verteller als meer rechtvaardig voorkomt. Nee, die dromen gaan over een wereld waarin de hoofdpersoon het beter heeft. Fuck de rest van de wereld, dit is mijn leven, dus het gaat over mij.

Dromen gaan dus over een leven als ‘Scarface sniffin’ cocaine’. Uiteraard: Tony Montano, het meest opgevoerde rolmodel van het hedonisme. Dat Al Pacino’s onvergetelijke karakter uiteindelijk eindigt in een regen van kogels doet niets af aan de begerenswaardigheid van zijn bestaan: hij stierf immers wel met een neus vol coke en zijn zakken vol dollars. Hij had geleefd, al was het kort en egocentrisch. ‘My mentality is money-orientated’, zingt Nas ronduit in het nummer waarvan de titel de kijk op zijn bestaan samenvatte: Life’s a Bitch and Then You Die.

Nas heeft nog vele albums gemaakt, redelijke, goede en geweldige, maar geen heeft de impact benaderd die Illmatic had. Natuurlijk, het was het toch al magische muziekjaar 1994, dat zeldzaam veel albums heeft voortgebracht die nu als klassiekers gelden. Een generatie pubers kwam voor het eerst in aanraking met genres die daarvoor als marginaal of periferisch golden, en ze voelden de sensatie die het ontdekken van een nieuwe, tot dan toe geheime wereld met zich meebrengt. Nu zijn ze einddertigers en slaat de vroege nostalgie in wanneer ze Therapy? horen zingen ‘With a face like this I won’t break any hearts’, of Nine Inch Nails ‘I hurt myself today To see if I still feel’. Of Nas ‘The world is yours’.

En het was Nas’ debuut, dat speelt ook mee. De eeuwige gecombineerde vloek en zegen van het geniale debuut: Illmatic past simpelweg in een lange rij, van De avonden tot Appetite for Destruction.

Maar er is meer aan de hand, en dat werd twee jaar geleden duidelijk toen het doorbraakalbum van Kendrick Lamar verscheen, good kid, m.A.A.d city. Het was lang geleden dat een hiphopalbum zoveel impact had gehad. Ja, nieuwe albums van grootheden als Jay-Z en Kanye West en Eminem, maar niet van een nieuweling. Lamar verkocht clubs uit en stond op de grote festivals op basis van niets dan zijn album. En het fascinerende was: dat album deed enorm denken aan het debuut van Nas. Niet eens zozeer muzikaal: twintig jaar ontwikkeling in het gebruik van samples maakt het beluisteren van Illmatic inmiddels tot de gewaarwording dat het coole woord ‘old skool’ ook gewoonweg betekent: ouderwets. Het gaat erom wat Kendrick Lamar dééd, namelijk hetzelfde als Nas op zijn debuut: hij vertelde een verhaal. En dat verhaal ging niet over denkbeeldige personages, dat verhaal ging over hemzelf. Over zijn leven, wat daarin gebeurde en vooral: wat niet.

Bij Kendrick Lamar horen we een ruzie in een woonhuis, een dominee tijdens zijn preek. Hij beschrijft zijn leven, zichzelf

In het openingsnummer is hij daar duidelijk over: ‘Hi, my name is Kendrick.’ Hij is een jongetje tussen de mannen, een krabbelaar tussen de criminelen. Op de hoes van het album hebben de mannen die hem omringen balken voor hun ogen. Kendrick zelf niet. ‘I never was a gangbanger, I mean I was never stranger to the folk neither.’ Hij bezingt feestjes en lange autoritten, en beschrijft de details. Het pistool in de Toyota, de frisdrank in het flesje.

Dat is wat hij doet, en niets dan dat: beschrijven. Zijn wereld, zijn leven, zichzelf. Niet het New York uit de films, maar dat van hem. In zo ongeveer elk album uit de popgeschiedenis waarin een muzikant met enkele geluidsfragmenten de luisteraar het gevoel van New York wil meegeven, klinken dezelfde geluiden: toeterende taxi’s, voorbijrazende sirenes, stadsjungle. Bij Kendrick Lamar horen we een ruzie in een woonhuis, en een dominee tijdens zijn preek. Want dat hoorde híj, dus daar gaat het om. Deze geluiden hielden Lamar uit zijn slaap, niet de sirenes. Niet dat hij anders wel zou slapen, immers: ‘Sleep is the causin of dead’, citeert hij een van meest klassieke zinnen van Nas. Lamar wist in welke voetstappen hij trad.

Nas, een generatie ouder, is inmiddels vader en heeft een pijnlijke en openbaar beleefde scheiding achter de rug. Zijn laatste album heette Life Is Good en werd wereldwijd lovend ontvangen. Hoogtepunt was Daughters, het nummer waarin hij beschreef hoe hij opeens op Twitter een bericht van zijn zeventienjarige dochter zag langskomen: een foto van een grote hoeveelheid condooms. En hoe hij erachter kwam dat ze correspondeerde met een leeftijdgenoot, die in de bak zat. Bijna twintig jaar na zijn debuut had zijn dochter nu een liefde die voor zijn smaak iets te letterlijk aan ‘keeping it real’ deed. Het was een fraaie loop der geschiedenis: opnieuw bezong hij zijn werkelijkheid, nu als vader, en de werkelijkheid was nu dat zijn werkelijkheid van twintig jaar geleden hem inmiddels had ingehaald. ‘At this point I realized I ain’t the strictest parent/ I’m too loose, I’m too cool with her.’

De twintiger Nas, de twintiger Kendrick, de veertiger Nas: dat ze zoveel indruk maken is niet omdát ze hun eigen werkelijkheid bezingen, maar omdat ze het zo goed doen: scherp geformuleerd, met oog voor details, met zelfkritiek – sowieso een prestatie in een genre waar bluf de toon zet.

Is dat van een hogere orde dan een tekstueel universum dat ver voorbij de navel strekt, of die zelfs overslaat? Nee, natuurlijk niet. Het zou in de popmuziek – en daarbuiten ook, zeker in de literatuur – een onhoudbare en zelfs ridicule stelling zijn dat eigen ervaringen een hogere culturele waarde hebben dan de verbeelding, het engagement of welk minder helder tot het persoonlijke leven van de kunstenaar terug te voeren werk dan ook. Ik is de norm noch de graal.

Tegelijk is er wel iets aan de hand. Waarom klonk dat laatste album van Jay-Z zo vermoeid, zo lusteloos en bij vlagen ongeïnspireerd? Omdat hij geen onderwerpen meer leek te hebben. Althans geen onderwerpen waar hij eerlijk en genadeloos over wenst te zijn. Een album over de barsten in zijn huwelijk met de beroemdste zangeres ter wereld: dát zou spannend zijn. Op de cover zoals Nas op Life Is Good: de bruidsjurk op schoot, de blik op oneindig. Waarom was Eminem op zijn laatste album weer zo sterk? Omdat hij zijn rollenspellen zo nadrukkelijk op zichzelf betrok. Waarom vermoeide Public Enemy uiteindelijk, ondanks de grote rol die ze hebben gespeeld in hiphop? Omdat iederéén die zich continu boos maakt over de wereld zonder dat ooit op zichzelf te betrekken uiteindelijk vermoeit. In een genre dat het moet hebben van verhalen, van het geven van een poëtische en muzikale stem aan de dagelijkse werkelijkheid, is er wel degelijk een verband tussen het belang en de kwaliteit van die stem, en de mate waarin die werkelijkheid nog voelt als een die ook echt pijn, verdriet of vreugde oplevert.

Het beste voorbeeld tegen deze stelling lijkt uiteraard Kanye West. De meest geniale hiphopartiest van deze tijd zingt immers over een wereld die de werkelijkheid van werkelijk niémand is, zelfs niet van Kanye West zelf. Het enige dat dan nog resteert, is de volledige overdrijving. En als iemand juist daar briljant in is, is het West. Zijn persoonlijkheid is zo grotesk, zijn vrouw zo cartoonesk, zijn levenshouding lijkt zo decadent dat je niets anders kunt dan ironie vermoeden, of waanzin. Meer smaken zijn er niet. Het is een grote grap, of hij is gek. En precies op die spagaat heeft hij zijn kasteel gebouwd, reikend tot de hemel, opgetrokken uit niets dan praal, vorm en kitsch. Uiteindelijk doet Kanye West daarmee hetzelfde als Nas en Kendrick Lamar en hij is daarom zo goed: hij kijkt uit zijn raam en beschrijft wat hij daar ziet. In zijn geval: luchtkastelen.


Nas speelt op 7 juli in Vredenburg Ronda in Utrecht zijn album Illmatic integraal

Beeld: Danny Clinch/Sony UK