OMG, dacht ik even. En dan zou het ook nog gaan over pijn, ja hoor. Man en jonge vrouw, is er een meer voor de hand liggende, prozaïsche, combinatie? Als Grunberg in een Voetnoot gewag maakt van een afspraakje met een vrouw kan hij het niet laten ‘jonge’ toe te voegen aan dat ‘vrouw’. We moeten wel weten dat hij jonge vrouwen date. Hoe oud is Grunberg zelf inmiddels? Is een vrouw van zijn leeftijd een jonge vrouw? Is Grunberg een jonge man?

Maar we zijn nu bij Wieringa en zijn mooie jonge vrouw. Hoe mooi zou trouwens de titel Een lelijke jonge vrouw zijn geweest. Een van de mooiste films ever in dit verband is Passione d’amore van Scola, uit 1981. Een laat negentiende-eeuws drama waarin een jonge soldaat, ver van huis en mooie geliefde gelegerd, te kampen krijgt met de aanminnigheden van een lelijke jonge vrouw. Ze is heel lelijk en heel gepassioneerd. Ik verraad de clou niet, maar het is een ondergangsdrama zonder weerga. Ik herinner me veel gesteun en gekreun, op het doek én in de zaal. De roman A Sport and A Pastime van James Salter ontleent een groot deel van zijn erotische kracht aan de benadrukking van het feit dat het object van obsessie best lelijk is.

In Een mooie jonge vrouw van Wieringa is hij 42, en zij 27. Valt wel mee dus, zolang het je dochter niet is. Of je vriendin. En nu het wonder, of het onverwachte. Heel precies en poëtisch, zonder clichés of poeha, zet Wieringa een portret neer van een man die iets bezit, een mooie jonge vrouw, maar zich van meet af aan de onrechtmatige eigenaar voelt. De melancholie zit onmiddellijk bij het geluk ingebakken, vanwege het leeftijdsverschil. Eventjes is er een gevoel van triomf, na de verovering, maar dat is vrijwel meteen verdwenen en maakt plaats voor angst, verwarring, pijn. Continu is er de dreiging van de buitenwereld, de vrienden, de ouders. Zij maakt hem niet jong, hij maakt haar oud, dat is de grote tragiek van deze toch op zich alles zo op orde hebbende microbioloog, deze man ‘met een gezicht in de wereld’. Hij heeft iets te pakken, maar voor hoe lang?

Wieringa’s stijl voegt zich naar het verhaal dat hij wil vertellen. Er zit iets verfrissend kalms in zijn zinnen, een kalmte die past bij die van zijn hoofdpersoon, verfrissend in vergelijking met de ronkende woorden waaraan hij zich in ander werk graag overgeeft. Met behulp van kleine beelden, suggestieve details, laat Wieringa zijn protagonist bijvoorbeeld weer een jongetje worden bij zijn toekomstige schoonvader. Subtiel laat hij zien hoe er scheurtjes ontstaan in het beeld dat hij van haar had (‘Ze leek een vrouw zonder issues’), opeens blijkt ze zomaar meer verleden te hebben dan hij. Vegetariër bovendien, met opvattingen over de proefdieren waarmee hij in zijn werk te maken heeft.

‘Als hij zijn glas bijvult, denkt hij aan het effect van alcohol op de kwaliteit van zijn zaad’

Het allermooist, want onbevlekt, is ze in retrospectief, toen hij haar voorbij had zien fietsen en nog niet wist wie zij was. Magisch, zoals Wieringa dit beschrijft, een soort Terug tot Ina Damman-moment: ‘Het beeld van het meisje op haar fiets droeg alles in zich, als het dna van de micro-organismen die hij uit de hele wereld kreeg opgestuurd, maar was niettemin onmeetbaar licht, een glanzende luchtbel die stil door de tijd zweefde en die hij willekeurig waar en wanneer kon oproepen.’

Natuurlijk, een boekenweekgeschenk is meedogenloos in de opgelegde omvang. En het heeft iets onzinnigs om spijt te betuigen over de richting die een schrijver voor zijn verhaal heeft gekozen. Maar jammer is het wel dat Wieringa niet is blijven hangen in de pijn, in het geluk dat geen geluk meer is zo gauw het wordt geconcretiseerd. De eerste helft van zijn boek is zo geslaagd, omdat hij iets precairs onder woorden brengt. Zijn hoofdpersoon wordt langzaam aangetast door een gevoel van verlies, dat ook de animo voor zijn werk aantast. ‘Zijn hart smeulde langzaam weg en doofde uit.’ Hij ziet hoe ze haar eigen leeftijd weer aanneemt met haar vrienden, licht en sprankelend, en is zelf de achterblijver, ‘op zijn eiland ver in de toekomst, grommend in zijn baard’.

Naarmate er meer kleurige spulletjes van haar zijn territorium binnenkomen, krijgt hij meer oog voor de strakke shirts van de laborante op zijn werk, wordt deze ‘vaag aantrekkelijk’ in haar beschikbaarheid. Ja, en dan, onvermijdelijk: de kinderwens. Weer zo’n krachtige zin die alles zegt over de gelatenheid van de hoofdpersoon, maar die ook de banaliteit van wat komen gaat al aankondigt: ‘Als hij zijn glas bijvult, denkt hij aan het effect van alcohol op de kwaliteit van zijn zaad.’

We zitten nu op de helft zo’n beetje van het boek, op een scharnierpunt waar ook opeens de auctoriale verteller even om de hoek komt kijken: ‘Daar laten we hen achter, te midden van hun geluk (…).’ Ironie natuurlijk, want het tegenovergestelde is het geval. Wieringa gaat harder aan de touwtjes trekken, in veertig pagina’s moet nog een hoop gebeuren, en sleurt zijn hoofdpersoon langs de lijnen van de voorspelbaarheid richting afgrond. Het drama dat zich ontvouwt krijgt groteske dimensies, met een ontoerekeningsvatbaar moederbeest thuis dat in niets meer herinnert aan de vrouw die zij leek te zijn. De neergang gaat snel, te snel, irrationaliteit en morsige huilerigheid nemen de overhand, het hoofdpersonage is iets tussen een sukkel en een psychopaat in geworden. Met minder spektakel was de tragedie waarin Een mooie jonge vrouw zich leek te ontvouwen intact gebleven, de pijn voelbaar.


Tommy Wieringa - Een mooie jonge vrouw, Uitgave van CPNB ter gelegenheid van de Boekenweek 2014, ism De Bezige Bij

Beeld: Passione d'amore, 1981, van Ettore Scola (Cineriz).