Hij doelt op de precaire situatie waarin hij, zijn gezin en een familievriend en diens dochter terecht zijn gekomen: tijdens het wildkamperen op een schilderachtig plaatsje in het bos naast een meer gebeuren mysterieuze dingen, niet in de laatste plaats het feit dat ze met geen mogelijkheid de weg terug naar de beschaving kunnen vinden.

Maar Lennaert verwoordt óók iets over de film zelf: hoe bestaat het, zo’n Hollandse ‘genrefilm’, uitstekend geacteerd en geregisseerd, sterk scenario en dan ook nog mét artistieke ambities?

Het bestaat en dat heeft wel iets van een doorbraak, te meer doordat de makers – de in Nederland wonende Britse regisseur Chris Mitchell en producent Jan Doense, in de volksmond bekend als Mr. Horror – in de golf van publiciteit rond het werk interessante dingen zeggen. Vooral: Nederlandse films gemaakt in een bepaald genre moeten geen imitaties zijn van gietvormen uit Hollywood. Dat is de spijker op z’n kop: grote Nederlandse speelfilms van de laatste jaren mislukken juist door kopieerdrift, van Alles is liefde tot Het bombardement. Hoewel veel van deze films enorm populair zijn, zijn ze over het algemeen saai en slecht gemaakt, in alles Hollywood, maar dan Nederlands gesproken. Met De poel trappen de makers niet in deze valkuil: het verrukkelijke aan de film zit ’m in de combinatie van conventie en authenticiteit. Verhaal en personages zijn overbekend – horror in de wildernis – maar in de uitwerking van beide elementen kristalliseert zich het specifieke beeld uit van een Nederlander anno nu verstrikt in de tragiek van zijn eigen bestaan.

Lennaert werkte bij een bank waar men alleen oog had voor het zakkenvullen. Hij werd ontslagen, maar nog altijd droomt hij van ‘Nyenrode-kutjes’, jonge vrouwen die zich op kantoor verleidelijk kleden. Zijn huwelijk met Sylke (Carine Crutzen) is een ramp. Geen chemie, geen troost, niets. Ook de relatie met zijn twee tienerzonen is problematisch. Geen wonder dat Lennaert, gekleed in treurige afritsbroek, met een elektronisch kompas (‘die kwam als beste uit de test’) om zijn nek en met een enorm mes in een schede aan zijn riem, snakt naar ontsnapping. En dus leidt hij het gezelschap naar dat meertje waar het zo misgaat: vreemde waternimfen in de nacht, verrot eten, visioenen van erotische begeerte, de natuur die de lichamen infecteert. En: alle bospaden leiden terug naar het meertje.

De personages bieden het meeste plezier. Van Aschat is een ras-acteur, een Shakespeare-man, misschien wel de beste die we in Nederland hebben, en om hem in deze setting te zien – aan het werk met dat mes, lichaamsdelen aan het afhakken, doorgaans thematisch verantwoord – is een openbaring. Zijn Lennaert is zo’n heerlijk cliché, met zijn midlifecrisis, de clash met zijn viriele zonen, het pathetische verlangen, en dan ook nog de relatie met Sylke, een moeder die instinctmatig zorgt, maar die óók droomt van buitenechtelijke seks. Crutzen is perfect in deze rol; ze is een actrice waarbij je een soort bedekte woede vermoedt die haar hier goed van pas komt.

De poel doet denken aan een uitstekende low budget Britse horrorfilm van een paar jaar geleden: Eden Lake van James Watkins waarin een groep moorddadige yobs een jonge vrouw en haar vriend tijdens een weekendje kamperen terroriseert. Beide films combineren op fijnzinnige wijze genre met maatschappijcommentaar, in het geval van Eden Lake de tragiek van jongeren uit de arbeidersklasse die geen vooruitzichten hebben. Het werk past inmiddels in een opwindende, nieuwe Britse cinema, waarin noemers als ‘genre’ en ‘artistieke film’ irrelevant zijn geworden. Misschien begint het tij ook hier te keren, met De poel als startpunt.


Nu te zien

Beeld: Gijs Scholten van Aschat in De poel (Just Film Distribution).