Het mannelijk en het vrouwelijk brein verschillen aanzienlijk en dat is geen kwestie van aangeleerd gedrag, maar regelrecht biologisch verklaarbaar. Zo, die is eruit. De Engelse hoogleraar Simon Baron-Cohen plaatst zijn stelling pardoes in de eerste regels van zijn boek The Essential Difference: Men, Women and the Extreme Male Brain. Hij schrijft: «Het vrouwelijk brein is in hoofdzaak toegesneden op empathie. Het mannelijk brein is in hoofdzaak toegesneden op het begrijpen en bouwen van systemen.»

Empathie legt hij uit als het vermogen tot invoelen in andermans emoties en drijfveren, plus het daarop adequaat reageren met eigen emoties. De bezitter van het mannelijk brein is weer beter in staat te analyseren hoe dingen en systemen in elkaar steken en werken, en hij kan die wetenschap toepassen om nieuwe ontwikkelingen te voorspellen of andere dingen te ontwerpen. Hij ziet, met andere woorden, makkelijker voor zich hoe hij van een stapel haringen, stokken en doek een bungalowtent kan maken. Om de theorie nog korter samen te vatten: de vrouw begrijpt mensen, de man begrijpt dingen.

In zijn boek wil Baron-Cohen laten zien dat dit eens temeer aan het licht komt wanneer de stoornis autisme wordt bestudeerd. Bij autisme, en varianten ervan, zou het mannelijke deel van het brein op hol zijn geslagen en zich van zijn meest extreme kant laten zien. Autisten verliezen zich in het eindeloos op een rij zetten van voetbaluitslagen, treinvertrek- en -aankomsttijden of computerprogramma’s, het doorrekenen van wiskundige formuleringen óf het uitvinden van belangrijke natuurkundige wetten (jawel, Baron-Cohen noemt Newton en Einstein als mensen die mogelijk autistische kenmerken vertoonden). Maar de overdrijving van hun obsessies gaat ten koste van hun empathische gevoelens, hun sociale leven verloopt rampzalig. (Voor de wetenschap doet het er natuurlijk niet toe, maar benieuwd toch maar even op zoek gegaan in de «Acknowledgements». Juist ja, daar worden naast de collega’s de kinderen bedankt, maar geen vrouw. Baron-Cohen is een gescheiden man of een weduwnaar.)

Baron-Cohen houdt vele slagen om de arm. Hij vertelt veel last te hebben gehad van mensen (waarvan velen gezegend met het vrouwelijk brein) die hem tot reactionair bestempelden. Hij schrijft dat hij meer dan vijf jaar bezig is geweest met dit boek, omdat het in de jaren negentig politiek nog te gevoelig lag om te publiceren. Zijn grote voorbehoud is de opmerking dat vrouwen ook het mannelijk brein (type S) kunnen bezitten en mannen met het vrouwelijk brein (type E) uitgerust kunnen zijn. Alleen gemiddeld hebben meer vrouwen het vrouwelijk brein en mannen het mannelijke. Toch lijkt het er wel op, hoewel hij dat niet hardop zegt, dat hij vrouwen met een mannelijk brein en mannen met een vrouwelijk brein meer ziet als de uitzonderingen die zijn regel bevestigen, want meestal schrijft hij over het verschil tussen mannen en vrouwen en niet over het verschil tussen mannelijke en vrouwelijke breinen.

Maar aan het begin van de 21ste eeuw heeft Baron-Cohen niet te klagen. The Guardian plaatste direct bij verschijning van het boek, op de eerste van deze maand, twee tests op zijn website en het gerespecteerde maandblad Prospect nam een op het boek gebaseerd stuk van Baron-Cohen op.

Baron-Cohen schrijft uitermate helder en maakt zich verdienstelijk door inzichten voor een groot publiek bereikbaar te maken. Wanneer het op bewijzen aankomt haalt hij veel onderzoek aan om te laten zien waarom mannen makkelijker moorden, verkrachten (et cetera!) en presenteert hij eigen onderzoeksgegevens.

Maar voor het hoofdstuk The Female Brain as Empathizer: The Evidence heeft hij uiteindelijk niet meer dan dertig bladzijden nodig. Anders dan zijn opmerkingen over de ongewenstheid van zijn inzichten doen geloven, zijn Baron-Cohens conclusies al veel langer niet echt omstreden. Eerder werd ook al in populair-wetenschappelijk werk als feit gepresenteerd dat vrouwen beter zijn uitgerust voor empathie. Dat kwam, bijvoorbeeld, ook aan de orde in The First Sex: The Natural Talents of Women and How They Are Changing the World van Helen Fisher en Woman: An Intimate Geography van Natalie Angier, twee boeken die in 1999 verschenen en de biologische superioriteit van de vrouw aantonen.

Wel rijzen vragen bij wat Baron-Cohen vertelt over eigen onderzoeken. Zo laat hij aan de hand van een eigen onderzoek zien dat meisjes-baby’s eerder naar een gezicht en jongens-baby’s eerder naar een mechanisch object kijken. Maar de baby’s die aan het onderzoek meededen waren al een jaar oud en het is niet gezegd dat een eenjarige niet al een heleboel kan hebben aangeleerd.

Die vraag blijft bij al het onderzoek van oudere kinderen in de lucht hangen. En wanneer Baron-Cohen onderzoek noemt dat moet aantonen hoe pasgeboren baby’s verschillen, blijft het steeds een beetje aanklooien. Bijvoorbeeld door onderzoekers die baby’s van een dag oud onderzoeken en die bij het ziekenhuisbed hun best doen om niet naar de ansichtkaarten aan de wand («Gefeliciteerd! Een zoon!») te kijken of geen (knalroze of lichtblauwe) kleding proberen te zien, teneinde maar objectief te blijven.

De meer biologische benadering, zoals bijvoorbeeld die in bovengenoemde boeken, is wat dat betreft exacter en beter controleerbaar. Maar ook omdat hier de nadruk op uitleggen ligt, raakt controleerbaarheid op de achtergrond, zoals wanneer twee anonieme kinderen worden opgevoerd en alle observaties van hun moeder pasklare bewijzen vormen voor de juistheid van Baron-Cohens theorie. Dan is vooral de docent aan het woord die inzichtelijk maakt en niet de wetenschapper die argumenteert.

De doe-het-zelftesten die aan de Universiteit van Cambridge zijn ontwikkeld en achter in het boek staan, laten ook vragen open. Maar dat neemt niet weg dat ze erg leuk zijn om te doen en zeker tot nadenken aanzetten. Bij de testvragen kun je je bijvoorbeeld afvragen hoezeer toch de omgeving een rol speelt en sprake is van aangeleerd gedrag (bijvoorbeeld bij: «Als iemand me zou vragen of ik zijn of haar kapsel mooi vond, zou ik eerlijk antwoord geven, ook als ik het afschuwelijk zou vinden.» Of: «Ik hou ervan om aan sport te doen.»)

Hoewel Baron-Cohen beweert van niet, roepen ze ook de vraag op of men in Mexico, Pakistan, Canada en Jamaica hetzelfde scoort. Soortgelijke kritiek is overigens ook mogelijk op de IQ-testen die alom geaccepteerd en in gebruik zijn. In het hoofdstukje «Culture» — zes (!) pagina’s — wordt de invloed van de omgeving besproken. Daar geeft Baron-Cohen weliswaar aan dat aanwijsbaar anders wordt omgegaan met jonge tjes dan met meisjes, al vanaf een heel prille leeftijd, maar hij signaleert ook dat daarbij een rol speelt dat die kinderen al verschillend gedrag vertoonden. Jongetjes worden vaker bestraft omdát ze ook vaker aan dingen zitten waaraan ze niet mogen komen.

De theorie van het autisme is eigenlijk al bekend, geeft Baron-Cohen grif toe, en hij haalt onder meer Hans Asperger aan, die al in 1944 de theorie van het extreem mannelijk brein noemde in de voor die tijd en die theorie enigszins typische locatie Duitsland. Maar in dit boek koppelt hij haar expliciet aan de verschillen tussen het mannelijk en het vrouwelijk brein en stelt hij de maatschappelijke context ter discussie. Hij breidt autisme uit tot «het autistische spectrum». Een op de tweehonderd kinderen heeft er last van en functioneert dientengevolge niet goed in sociaal opzicht. Daarnaast zijn er nog mensen die tegen het autistische spectrum aanschuiven, en dat zijn voornamelijk mensen met het mannelijk brein — zoals veel mensen met het vrouwelijk brein wellicht op basis van kennis uit de praktijk zullen kunnen beamen. Hun hang naar systeembouw gaat ten koste van hun empathische gevoelens, schrijft Baron-Cohen (zijn theorie gaat er voornamelijk van uit dat óf empathisch denken, E, óf systeemdenken, S, het geval is en dat + E dus betekent – S).

Baron-Cohen koppelt aan zijn waarnemingen een hartstochtelijk pleidooi. «Ik zou huilen van teleurstelling», schrijft hij, «als de lezer uit dit boek zou opmaken: ‹alle mannen hebben minder empathie›, of: ‹alle vrouwen hebben minder vermogen tot systematiek›.» Hij heeft belangrijkere dingen te zeggen. Aan het einde van zijn boek vertelt hij dat het hem opvalt dat de maatschappij een steeds betere plek wordt voor mensen met het vrouwelijk brein dan voor diegenen met het mannelijk brein. Hij signaleert dat mensen die empathisch niet goed zijn uiteindelijk autist worden genoemd, maar wat gebeurt er met mensen aan de andere kant van het spectrum? Met degenen die een extreem vrouwelijk brein bezitten en waardeloos zijn waar het gaat om systeembouwen? Met iemand dus die niet goed kan kaartlezen maar wel zeer sociaal gevoelig is? Zo iemand wordt niet als gestoord beschouwd, schrijft Baron-Cohen, en hij wijst een beschuldigende vinger naar de maatschappij die minder tolerant staat tegenover «a poor empethizer» dan tegenover «a poor systemizer». Zo iemand heet in deze maatschappij gewoon… een vrouw.

Simon Baron-Cohen

The Essential Difference:

Men, Women and the Extreme Male Brain

Uitg. Allan Lane, 263 blz., $ 34.00

Bijgaande test en de Systeem-Quotiënttest kunnen op de website van The Guardian worden gedaan

Mannelijk of vrouwelijk brein

Vrouwen kunnen niet kaartlezen en mannen kunnen hun emoties niet tonen — het zijn uitspraken die decennialang te banaal werden gevonden om waar te wezen. Zouden er al verschillen tussen mannen en vrouwen bestaan, dan waren die aangeleerd door de (mannelijke) maatschappij en niet aangeboren. Toch wordt de laatste jaren steeds meer gepubliceerd over de biologische verschillen.

In het zojuist verschenen boek The Essential Difference: Men, Women and the Extreme Male Brain zet Cambridge-hoogleraar Simon Baron-Cohen de verschillende aanwijzingen dat de biologische verschillen tussen man en vrouw zich ook in het brein manifesteren nog eens op een rijtje.

En hij komt met een nieuwe theorie om aan te tonen dat het vrouwelijke brein geschikter is voor empathie en het mannelijke voor systeem-bouwen. Volgens Baron-Cohen wortelt autisme in het mannelijk deel van het brein. In zijn boek publiceert hij ook een aantal tests met wetenschappelijke pretentie. Hij houdt weliswaar een slag om de arm door te stellen dat mannen een vrouwelijk en vrouwen een mannelijk brein kunnen bezitten, maar hij heeft het gewoon over de verschillen tussen man en vrouw. De hier afgedrukte test zou moeten aantonen in welke mate iemands brein geschikt is voor empathische gevoelens. Denkt u vrouwelijk, mannelijk of als een autist?

  1. Ik kan duidelijk zien of iemand anders wil meedoen aan een gesprek.

  2. Ik verkies dieren boven mensen.

  3. Ik probeer de huidige trends en modes te volgen.

  4. Ik vind het moeilijk aan anderen dingen uit te leggen die ikzelf makkelijk begrijp, als zij het niet meteen begrijpen.

  5. Ik droom ’s nachts vaak.

  6. Ik vind het erg fijn om voor andere mensen te zorgen.

  7. Ik probeer liever mijn eigen problemen op te lossen dan ze te bespreken met anderen.

  8. Ik heb moeite te weten wat ik moet doen in een sociale situatie.

  9. Ik ben op mijn best als ik net wakker ben.

  10. Mensen zeggen vaak tegen me dat ik in een discussie te ver ben gegaan om mijn gelijk te bewijzen.

  11. Ik vind het niet heel erg als ik te laat kom op een afspraak met een vriend.

  12. Vriendschappen en relaties zijn veel te ingewikkeld, dus hou ik me er liever niet mee bezig.

  13. Ik zou nooit een wet overtreden, hoe onbelangrijk ook.

  14. Ik vind het vaak moeilijk om te beoordelen of iets grof of beleefd is.

  15. In een gesprek concentreer ik me liever op mijn eigen gedachten dan op wat mijn gesprekspartner zou kunnen denken.

  16. Ik verkies practical jokes boven verbale humor.

  17. Ik leef liever voor het moment dan voor de toekomst.

  18. Als kind sneed ik graag wormen in stukken om te zien wat er zou gebeuren.

  19. Ik heb snel in de gaten wanneer iemand iets anders bedoelt dan wat hij zegt.

  20. Ik heb vaak uitgesproken meningen over morele zaken.

  21. Ik kan moeilijk begrijpen waarom sommige dingen mensen zo diep raken.

  22. Ik kan me makkelijk in iemand anders verplaatsen.

  23. Het belangrijkste wat een ouder een kind kan leren vind ik goede manieren.

  24. Ik doe dingen graag impulsief.

  25. Ik kan goed voorspellen hoe iemand zich zal voelen.

  26. Ik heb snel in de gaten wanneer iemand in een groep zich ongemakkelijk of onprettig voelt.

  27. Als ik iets zeg waardoor iemand anders beledigd is, vind ik dat zijn of haar probleem, niet het mijne.

  28. Als iemand me zou vragen of ik zijn of haar kapsel mooi vond, zou ik eerlijk antwoord geven, ook als ik het afschuwelijk zou vinden.

  29. Ik kan niet altijd begrijpen waarom iemand beledigd zou moeten zijn door een opmerking.

  30. Mensen zeggen vaak dat ik erg onvoorspelbaar ben.

  31. Ik ben graag het middelpunt van de aandacht bij sociale gelegenheden.

  32. Mensen zien huilen doet me niet echt iets.

  33. Ik voer graag discussies over politiek.

  34. Ik ben erg direct, wat sommige mensen aanzien voor grofheid, ook al is het niet zo bedoeld.

  35. Ik vind sociale situaties niet gauw verwarrend.

  36. Volgens andere mensen kan ik goed begrijpen hoe zij zich voelen en wat zij denken.

  37. Als ik mensen spreek, praat ik vaak liever over hun ervaringen dan over de mijne.

  38. Het doet me veel als ik een dier pijn zie lijden.

  39. Ik kan beslissingen nemen zonder te worden beïnvloed door de gevoelens van mensen.

  40. Ik kan me niet ontspannen voordat ik alles heb gedaan wat ik me had voor genomen die dag te doen.

  41. Ik kan gemakkelijk zien of iemand anders zich interesseert voor wat ik zeg of zich verveelt.

  42. Het doet me veel als ik in het televisienieuws mensen zie lijden.

  43. Vrienden praten gewoonlijk met mij over hun problemen, omdat ze zeggen dat ik erg begripvol ben.

  44. Ik kan goed aanvoelen of ik stoor, zelfs als de ander het niet tegen me zegt.

  45. Ik begin vaak aan nieuwe hobby’s maar raak snel verveeld en ga dan weer iets anders doen.

  46. Mensen zeggen soms dat ik te ver ben gegaan met plagen.

  47. Ik zou te zenuwachtig zijn om in een grote achtbaan te gaan.

48.
Andere mensen zeggen vaak dat ik ongevoelig ben, hoewel ik niet altijd begrijp waarom.

  1. Als ik een buitenstaander in een groep zie, vind ik dat hij of zij zélf moeite moet doen om er bij te komen.

  2. Normaal gesproken blijf ik emotioneel onaangedaan bij het kijken naar een film.

  3. Ik ben graag zeer georganiseerd in het dagelijks leven en maak vaak lijstjes van de taken die ik te doen heb.

  4. Ik kan me heel snel en intuïtief afstemmen op hoe iemand anders zich voelt.

  5. Ik neem niet graag risico’s.

  6. Ik kan gemakkelijk bedenken waar iemand anders over zou willen praten.

  7. Ik kan zien wanneer iemand zijn of haar ware gevoelens verbergt.

  8. Voordat ik een beslissing neem, weeg ik altijd de voors en tegens tegen elkaar af.

  9. Ik ben niet bewust bezig met de regels van sociale situaties.

  10. Ik kan goed voorspellen wat iemand zal doen.

  11. Ik raak vaak emotioneel betrokken bij de problemen van een vriend.

  12. Gewoonlijk kan ik het standpunt van een ander waarderen, zelfs als ik het er niet mee eens ben.

Het berekenen van uw EQ

Reken twee punten voor elke van de volgende stellingen als u «geheel mee eens» hebt

geantwoord, of één punt als u «enigszins mee eens» hebt geantwoord:

1, 6, 19, 22, 25, 26, 35, 36, 37, 38, 41, 42, 43, 44, 52, 54, 55, 57, 58, 59, 60.

Reken twee punten voor elke van de volgende stellingen als u «geheel mee oneens» hebt

geantwoord, of één punt als u «enigszins mee oneens» hebt geantwoord:

4, 8, 10, 11, 12, 14, 15, 18, 21, 27, 28, 29, 32, 34, 39, 46, 48, 49, 50.

De volgende stellingen leveren geen score op:

2, 3, 5, 7, 9, 13, 16, 17, 20, 23, 24, 30, 31, 33, 40, 45, 47, 51, 53, 56.

Vervolgens telt u alle punten die u hebt gescoord bij elkaar op en hebt u uw totale EQ-score.

Het interpreteren van uw EQ-score

0-32 is laag (de meeste mensen met het Asperger-syndroom of hoog-functionerend autisme scoren rond de 20)

33-52 is gemiddeld (de meeste vrouwen scoren rond de 47 en de meeste mannen scoren rond de 42)

53-63 is bovengemiddeld

64-80 is erg hoog

80 is het maximum