Het groepje VVD’ers dat het nieuwe Liberaal Manifest ging schrijven, moest van partijvoorzitter Jan van Zanen niet te dicht bij de Haagse kaasstolp zitten. Hij wilde er mensen in van wie niet al bij voorbaat vaststond hoe ze denken. Het groepje moest met verrassingen komen. Want Van Zanen wil dat de VVD zich onderscheidt. Met ideeën, met debat.

Met die ideeën is het gelukt en dat debat zal Van Zanen ook volop krijgen. Afgelopen weekeinde, direct na de presentatie van de concepttekst voor het nieuwe Liberaal Manifest, barstte het al los. In het concept staan dan ook niet alleen gemeenplaatsen over vrijheid en eigen verantwoordelijkheid waar geen liberaal aanstoot aan zou kunnen nemen. Het groepje VVD’ers onder leiding van de burgemeester van Leeuwarden, Geert Dales, is met verrassingen gekomen, precies zoals Van Zanen had gehoopt.

Zo staat er een opvallende, retorische vraag in het hoofdstuk Democratie: «Vertrouwen de Nederlandse politici hun burgers soms niet?» Het antwoord is natuurlijk nee, anders was het geen retorische vraag, en om diezelfde reden staat dat antwoord ook niet expliciet in het stuk. Wat er wel staat is: «De VVD vertrouwt de Nederlandse burger wel en wil dat duidelijk wordt dat de burger de baas is.»

Dus moeten liberalen anno 2005 geen koudwatervrees hebben voor referenda. Staat er in het manifest dat de burger straks rechtstreeks de formateur en daarmee de minister-president kan kiezen. En is de VVD voor een krachtige, gekozen burgemeester.

Een VVD’er die drie jaar, verstoken van Nederlands nieuws, in het buitenland zou hebben verbleven, gelooft waarschijnlijk zijn eigen oren niet. Bij de laatste verkiezingen, in 2002 en 2003, was er bij de liberalen nog geen sprake van een gekozen burgemeester, laat staan dat in het stemlokaal beslist zou kunnen worden wie het kabinet mag gaan formeren. En ook voor referenda was de VVD niet echt te porren. Tot zo ver het vertrouwen in het recente ver leden van de VVD in de Nederlandse burger.

Het moet gezegd, daar was inmiddels wel al enige verandering in gekomen. Maar daar hadden geen filosofische beschouwingen over de band tussen kiezer en gekozene aan ten grondslag gelegen. Het was puur omdat de VVD in 2003 alleen met het CDA kon gaan regeren als D66 meedeed. De kleine D66-fractie maakte van die machtspositie handig gebruik door te eisen dat er een gekozen burgemeester en een ander kiesstelsel zouden komen. Het heetten de kroonjuwelen van de partij te zijn. Niet iedereen in de VVD stond daarbij te juichen. Zo ook Geert Dales zelf niet. Kort na het bekend worden van zijn benoeming tot burgemeester in Leeuwarden zei hij in december 2003: «Welk probleem wil D66 met de gekozen burgemeester oplossen? Er is namelijk geen probleem met burgemeesters?» Als hij nu, veertien maanden later, met die uitlatingen wordt geconfronteerd, blijkt Dales vooral een pragmatisch man: «De gekozen burgemeester is een fact of life. De VVD had daar al voor getekend in het regeerakkoord. Het heeft geen zin meer daar over door te discussiëren.»

Helemaal een voldongen feit is de gekozen burgemeester overigens niet. Komende week wordt er op hoog politiek niveau over gepraat. Dales maakt zich zorgen over de uitkomst. Want wat hem en zijn commissie betreft – en daarmee sluiten zij zich aan bij de VVD-fractie in de Tweede Kamer – moet het een krachtige burgemeester worden. «Stel dat ik volgend jaar in Leeuwarden word gekozen», legt Dales uit, om er meteen aan toe te voegen dat hij daarop rekent, «dan wil ik niet dat de politieke partijen mij kunnen voorschrijven wie de wethouders moeten worden. Ik wil niet aan de touwen van de gemeenteraad hangen. Want hoe kan ik dan mijn programma uit voeren?»

Lijkt de keuze voor de gekozen burgemeester vooral een pragmatische, over het referendum en de gekozen minister-president heeft de Manifestcommissie volgens Dales wel lang gepraat. Er is gezocht naar een uitweg uit de heersende legitimiteitscrisis, die wordt gekenmerkt door wantrouwen van de burger jegens de staat en verlies aan macht van die staat. Ook in het oude manifest, uit 1981, maakten de liberalen zich overigens al zorgen over de band tussen kiezer en gekozene. Zo recent is die crisis dus niet. «Maar nu is de urgentie groter», meent Dales en hij vindt het al niet meer nodig te verwijzen naar het ongenoegen onder kiezers dat wijlen Pim Fortuyn wist te mobiliseren.

Het idee van voormalig VVD-leider Frits Bolkestein dat een lage opkomst tevreden kiezers betekent, heeft bij de opstellers van het Liberaal Manifest niet postgevat. Zij stelden zich juist de vraag hoeveel vernieuwde invloed de burger op de democratie moet krijgen.

«We hebben onder meer nagedacht over het idee van opiniepeiler Maurice de Hond, die pleit voor veel referenda, waardoor je een burgerdemocratie krijgt.» Maar de commissie wees dat idee af. Dat zou de burger te veel macht geven: «We zijn geen voorstander van directe democratie. Dat is volgens ons niet de manier. Het leidt tot instabiliteit.» Impliciet verwijst Dales daarmee naar onder meer de Amerikaanse staat Californië, waar directe democratie heeft gezorgd voor een torenhoge staatsschuld, omdat de bevolking weinig belasting wenst te betalen, maar wel een hoog voorzieningenniveau van de staat eist.

Ook over de gekozen minister-president sprak de commissie lang. Zij werd het eens over het principe dat het bij verkiezingen moet gaan om de politieke macht. En dus mag het niet meer zo zijn dat de kiezer wel gaat stemmen, maar vervolgens moet afwachten wie met wie gaat regeren en wie de premier wordt.

Dat probleem heeft de Manifestcommissie gemeend op te lossen door de kiezer behalve een stem voor het parlement ook een stem voor de formateur te laten uitbrengen. De winnende formateur kan alleen een ministers ploeg samenstellen als hij daarvoor het vertrouwen weet te winnen van een meerderheid in de Tweede Kamer.

Die kandidaat-formateur hoeft in het VVD-voorstel niet de lijsttrekker van de partij te zijn. «De variant dat de lijsttrekker ook altijd de formateur moet zijn, is wel de revue gepasseerd, maar afgewezen», legt Dales uit. «Je sluit dan mensen uit van het premierschap die daar heel geschikt voor zijn, maar dat niet zijn voor het kamerwerk. Wij vergroten zo het reservoir aan kandidaten voor het premierschap.»

Met de gekozen formateur moet volgens Dales worden voorkomen dat een partij vlak voor of zelfs na de verkiezingen een figuur naar voren schuift voor het premierschap die in het electorale proces helemaal geen rol heeft gespeeld. Hij laat niet na te verwijzen naar de PvdA, die in 2003 heel kort voor de verkiezingen Job Cohen aanwees als potentiële minis ter-president.

Op de vraag of D66 zich met zo’n Liberaal Manifest van de VVD niet beter kan opheffen, zegt Dales «niet af te willen geven op D66. Maar het zou mooi zijn als die partij zich nu ook eens in den brede gaat manifesteren, en niet alleen meer met hun kroonjuwelen.»

Niet alleen het hoofdstuk Democratie zal de tongen losmaken. Ook de passage over de grondrechten is verrassend. Volgens Dales is niet meer vol te houden dat in Nederland vrijheid van meningsuiting evenveel waard is als vrijheid van godsdienst of het recht niet gediscrimineerd te worden op je seksuele ge aard heid: «De facto is er sprake van prioritering bij de grondrechten. In de praktijk heeft de vrijheid van godsdienst bij de rechter de overhand gekregen.» Dat moet anders, vindt de Manifestcommissie. De regel moet worden dat bij conflicterende grondrechten regel 1 van de grondwet voorrang krijgt. Of, zoals Dales het zegt: «Je mag niet met een beroep op een godsdienst gediscrimineerd worden op kenmerken waar je niet voor hebt kunnen kiezen, dus niet op je sekse, niet op je ras, niet op je seksuele geaardheid.» Dales, zelf homoseksueel, is daar fel in: «We mogen niet tolereren dat een godsdienst uitdraagt dat homoseksualiteit een zonde is.»

Achter dit voorstel van de commissie gaat de idee schuil dat je een godsdienst belijdt die je in alle vrijheid zelf hebt gekozen en dat homoseksualiteit een gegeven is. Maar juist dit wordt door vele gelovigen precies andersom ervaren: je godsdienst is een gegeven en die godsdienst bepaalt dat homoseksualiteit zondig gedrag en dus verkozen is. «Ik verwacht op dit punt flinke discussie», voorspelt Dales dan ook.

Hij realiseert zich dat het voorstel niet alleen gevolgen heeft voor islamitische scholen en moskeeën: «De SGP die vrouwen feitelijk het passief kiesrecht ontzegt, dat kan dan ook niet meer.» Volgens Dales kan voor de SGP geen oogje meer worden dichtgeknepen zoals tot nu toe gebeurt: «Door de komst van grote groepen moslims is het prioriteringsvraagstuk in volle omvang tot ons gekomen. Als we van moslimimmigranten vragen zich te conformeren aan het nondiscriminatiebeginsel, dan ook van klein christelijk rechts.»

De komst van veel moslims heeft ook de discussie over artikel 23 van de grondwet, de vrijheid van godsdienst, doen oplaaien. Dales en de zijnen vinden dat aan artikel 23 moet worden toegevoegd dat het onderwijs vrij is van discriminatie op levensbeschouwelijke gronden en voorts is gebaseerd op aanvaarding van de bestaande Nederlandse rechtsorde.

Een streng gereformeerde school mag dus geen moslimmeisje weigeren, legt Dales uit. Hij realiseert zich dat onder gelovigen de discussie over het mogen weigeren van anders gelovigen zal gaan, maar bij hem in de partij een andere inzet zal hebben. Liberalen zullen elkaar bestoken met de vraag: moet de overheid het bijzonder onderwijs sowieso financieren? «Er zijn bij ons in de partij rabiate voorstanders van de opheffing van artikel 23», weet Dales. De Manifestcommissie wil niet zo ver gaan. «Het bijzonder onderwijs zorgt voor betrokkenheid van de ouders bij de school. Als we het bijzonder onderwijs afschaffen, gooien we dat kind met het badwater weg», verdedigt Dales het behoud van artikel 23.

Maar ook hier wil de commissie een prioritering aanbrengen, net als bij de grondrechten. Een school die systematisch discrimineert of de rechtsorde niet respecteert moet gesloten worden. De vrijheid van godsdienst gaat niet boven alles.

In de inleiding van het Liberaal Manifest memoreren de samenstellers grote liberale politici zoals Van Hogendorp en Thorbecke. Het zijn liberale helden die de Nederlandse staat hebben vormgegeven, niet de christen-democraten en niet de sociaal-democraten, vinden ze. Het is opnieuw tijd om taboes te doorbreken, op de bres te staan voor het behoud van de vrijheid, schrijven ze.

Aan de VVD de vraag of dit manifest de voedingsbodem is waarop nieuwe liberale helden kunnen gedijen.