De minister moet nu komen met een bod. Een aanbod. Aan ons. Mannen, we staan hier om op te komen voor onze rechten. Die zullen zegevieren. We zullen veel wind vangen. Dat betekent dat we hoge bomen zijn. En hoge bomen hebben nu eenmaal een beter zicht op het gras aan de andere kant van de rivier. Jarenlang hebben we gezien dat dat gras groener was dan het gras dat nu voor onze voeten wordt weggemaaid. Door de minister. Dat rijmt niet voor niets op sinister, mannen. Maar dat tussen aanhalingstekens. Vandaag keren we de rollen ondersteboven. Wat moeten wij doen? Juist, we moeten iets doen! De minister kan niet langer om ons heen. Want wij zijn boos. Wij zien geen gaatjes meer in zijn praatjes. Bij de laatste onderhandelingen zijn wij weggelopen, zoals jullie weten. De onderhandelingstafel was niet groot genoeg voor ons beiden. De minister deelde met zijn lage aanbod een klap uit. Die geen daalder waard was, maar een gulden op de markt. De markt waar wij in het zweet des maneschijns ons geld verdienen. De markt wier mechanisme wij elke dag kunnen gadeslaan - gadeslaan, mannen, jawel. Die klap, die delen wij elke dag uit, dus hoe kon de minister dan hoegenaamd de eerste klap uitdelen? Niks delen, verdelen - wat het tegenovergestelde is van dichtbij delen. Die daalder was dus voor ons, want de minister komt nooit op de markt. Ziedaar het verschil. Quad eros remonstrantum. We hebben de minister onze wang toegekeerd, van schaamrood aangelopen. Rood, de kleur van bloed, maar ook rood, de kleur van de liefde. En de kleur van de roos. En de naam van de roos is, zoals jullie weten, geschreven door Umberto Eco. E-co, hebben jullie ‘m? Daar kan de minister niet omheen. We staan hier niet voor onszelf, maar voor onze kinderen. Voor de generalisaties die na ons komen. E-co. Het milieu. En of dat nou een crimineel milieu is, dat doet er niet toe. Want de naam van de roos ruikt net zo lekker als hij de naam van een andere bloem zou zijn: een roos is namelijk een roos is een roos is een roos. We gaan! De strijd gaat beginnen. Want we zijn het zat. We zijn het zo zat als een maleier. Laten we niet om de hete brijpot heen draaien, broeders, en zusters. We zullen het de minister laten weten: aan onze lul komt ook een eind.