
Ze zagen het gebeuren, de bewoners van Pompeï. De berg was al dagen aan het rommelen, er begonnen rookslierten uit de krater te glippen. Maar toch verliet vrijwel niemand het dorp. Geen mens geloofde dat de ramp die zich duidelijk aan het aankondigen was, die ze met hun eigen ogen zagen aanvangen, ook echt zou plaatsvinden. Toen dat toch gebeurde, was de ontsteltenis natuurlijk des te groter. In de psychologie heet deze vertekende beleving normalcy bias: mensen zijn zo gewend aan de status quo dat ze zich moeilijk gebeurtenissen kunnen voorstellen die de status quo mogelijk op z’n kop zetten.
Iets soortgelijks speelde begin mei in de westerse wereld rond het abortusrecht, met name dat in de Verenigde Staten. Er waren voortekenen geweest die erop wezen dat het abortusrecht een zware tijd zou gaan krijgen: Trump die in 2016 als presidentskandidaat toegaf dat hij het abortusrecht aan de afzonderlijke staten wilde overlaten, en zijn benoeming van drie conservatieve opperrechters. Maar de Vesuvius barstte pas begin mei, toen een kladversie van een toekomstig besluit van het Hooggerechtshof uitlekte; het keerde zich tegen de wet die het recht op abortus beschermde en die, zoals The New York Times het laatst omschreef, als ‘de wereldwijde gouden standaard op het gebied van abortuswetgeving’ gold, namelijk Roe vs. Wade. Het gevolg: veel conservatieve staten die het recht op abortus nu al aan het inperken of afschaffen zijn.
Na de uitbarsting volgde een wereldwijde schrikreactie, zeker omdat de Amerikaanse ontwikkeling in een breder verhaal past: ook in Polen en Hongarije zijn of worden conservatieve wetten aangenomen die het abortusrecht beknotten. Lang dacht men dat democratische landen steeds progressiever zouden worden, maar dat blijkt onwaar, het tij kan keren. Deze ontwikkelingen hebben ook betrekking op Nederland, al hebben we hier de afgelopen jaren eerder te maken met een verruiming van de regelgeving rond abortus dan met een inperking ervan – denk aan het schrappen van de vijf dagen bedenktijd (april 2022) en het beschikbaar stellen van de abortuspil via de huisarts (februari 2022). Maar we moeten ons ook niet blindstaren op zulke wapenfeiten; op andere gebieden is Nederland juist weer opvallend conservatief. Zo staat abortus, ondanks felle protesten, nog altijd in het Wetboek van Strafrecht (artikel 296).
De VS vertolken een symbolische voorbeeldfunctie; wat dáár gebeurt, zet wereldwijd de toon. Daarnaast biedt zo’n crisis elders ook de kans om de eigen principes en overtuigingen te bestendigen; het zou jammer zijn als we zo in slaap gesust blijken door het ‘succes’ van het abortusrecht in Nederland dat we de eigen positie niet meer kunnen bepleiten, gewoonweg omdat we onze argumenten te lang niet hebben getest. Al met al logisch dus dat ook in Nederland geschrokken werd gereageerd op het uitgelekte nog-net-niet-besluit in de VS. Die massale schrikreactie in het Westen bevatte ongeloof, woede, frustratie, honderden columns werden erover geschreven, duizenden mensen gingen de straat op. Maar er viel me iets merkwaardigs op: het zijn vrijwel uitsluitend vrouwen die zich roeren.
Zijn mannen dan grosso modo pro-life? Het zou een simpele verklaring zijn, maar die strookt niet met de feiten. Als we een goede indicator willen voor waar iemand staat in het abortusdebat, dan moeten we kijken naar politieke overtuigingen (conservatief versus progressief) en niet naar gender, zo blijkt uit onderzoek van het Pew Research Center, een invloedrijke Amerikaanse denktank. Over het algemeen zijn westerse mannen getuige de meeste onderzoeken (net als vrouwen) voor het abortusrecht; er is zelfs geen noemenswaardige gender gap tussen hen. Mannen laten hun stem alleen zelden horen, ze nemen een meer secundaire houding aan. In de regel schrijven ze er niet over, noch bezoeken ze protestmarsen of demonstraties.
Toen de 44-jarige aspirant-activist Matt Garbett in 2019 op aanraden van een vriendin een Pro Choice America-discussieavond bijwoonde (van de tachtig aanwezigen waren er drie man) werd hij door tal van vreemden nadrukkelijk bedankt, hij was een cause célèbre, dat hij de moeite had genomen te komen. ‘Gisteravond woonde ik mijn eerste Pro Choice-bijeenkomst bij’, twitterde hij de volgende dag. ‘Wat mij vooral is opgevallen: mannen… komen niet opdagen.’ Navraag bij Nederlandse feministen leert dat we hier hetzelfde patroon kennen. Vraag eens aan een mannen-vriendengroep of ze ooit spreken over abortusrecht en er zal een lange stilte volgen.
Ik ben eerlijk gezegd geen uitzondering op deze tendens. Op welke leeftijd je me de pro-of-contra-vraag ook gesteld zou hebben: ik zou hebben geantwoord dat ik zonder voorbehoud voor het abortusrecht ben. Maar nooit ben ik naar een betoging geweest, zelden heb ik er met (mannelijke) vrienden over gesproken. Deels omdat dat recht niet in gevaar leek (een foutieve inschatting dus), maar ook omdat ik instinctief meende dat het ‘niet mijn strijd’ was. Zelfs toen mijn geliefde bezig was met een pamflet in boekvorm over abortusrecht, een onderneming die ik enthousiast en zelfs bewonderend ondersteunde, had ik het gevoel dat ik vanaf de tribune meekeek. Ze vertelde me dat veel activisten al jaren gefrustreerd zijn door de afwezigheid van mannen op het gebied van ‘feministische discussies’.
Nu heb ik het idee dat feministische idealen de laatste jaren in toenemende mate door veel mannen gedragen worden, maar als het om de kwestie van het abortusrecht gaat heeft ze gelijk. En dat terwijl mannelijke verdedigers van het abortusrecht zich in eerdere generaties wel degelijk lieten horen; zoals de psychiater Dries van Dantzig en gynaecoloog Eylard van Hall. Bij abortusdemonstraties van Man Vrouw Maatschappij of Dolle Mina liepen steevast mannen mee. Maar de mannelijke strijdbaarheid lijkt afgenomen, misschien omdat men aannam dat de strijd beklonken was; een soortgelijke dynamiek zie je nu ook in de VS, waar pro-choice-activisten zich (naar eigen zeggen) in slaap hebben laten sussen door het succes dat Roe vs. Wade heette. Maar volgens mij heeft de huidige mannelijke afwezigheid in het debat ook andere, dieper gelegen oorzaken, en is het hoog tijd om die te verkennen, om er woorden voor te vinden, voordat de strijd om abortusrecht definitief een ‘vrouwenkwestie’ wordt waar mannen zich niet toe hoeven te verhouden.
Als het om abortus gaat, bedienen veel mannen zich van een simplistische, egocentrische grondhouding, zoals bioloog Kenan Malik in 2019 betoogde in The Guardian: ‘Het zijn vrouwen die zwanger raken, vrouwen die abortussen nodig hebben en vrouwen die eronder lijden als abortusrecht wordt ingeperkt.’ Dit is een redenering die je zelden geëxpliciteerd hoort worden, maar ik vermoed dat veel mannen die zich vooral concentreren op de problemen die ook hen zouden kunnen raken (een zeer verklaarbare biologische reflex) zich er toch intuïtief door laten leiden. Ze hebben het idee dat ik eerder aangaande mezelf omschreef: dit is ‘niet onze strijd’. Ze worden er voor hun gevoel niet praktisch of emotioneel door geraakt en kunnen zich daarom een afwachtende houding permitteren – het is zoiets als het nieuws vernemen van een ramp in een naburig land. (Deze houding geldt trouwens ook voor andere zwangerschapsgerelateerde onderwerpen, zoals contraceptie en zwangerschapsverlof; het zijn overwegend vrouwen die het woord voeren.) Op de legitimiteit van de niet-onze-strijd-houding kom ik terug.
Naast die grondhouding speelt, denk ik, vooral onmacht een belangrijke rol in de mannelijke afwezigheid. Ik onderscheid hier twee soorten ongemak: historisch ongemak en fysiologisch ongemak.
Allereerst het historische ongemak: in de discussie over abortusrecht heeft de man – natuurlijk niet de hele groep – een dubieuze rol gespeeld. In de gehele westerse wereld zijn het altijd mannen geweest die het abortusrecht hebben geprobeerd in te perken. Alesha Doan, hoogleraar aan de University of Kansas en auteur van Opposition and Intimidation: The Abortion Wars and Strategies of Political Harassment, verwoordde het in 2019 in gesprek met The Atlantic scherp: ‘In de negentiende eeuw kon je in de meeste delen van Amerika vrij eenvoudig aan een abortus komen. Totdat mannen, mannelijke artsen in het bijzonder, het voortouw namen in een decennialange strijd om wetten door te voeren die abortus feitelijk illegaal maakten.’ Rond 1910 had vrijwel elke Amerikaanse staat anti-abortuswetten.
Het waren mannelijke artsen en mannelijke politici die besloten onder welke omstandigheden een abortus wel of niet was toegestaan, zij waren de poortwachters. Vanaf het moment dat feministische bewegingen zich in de jaren zestig en zeventig gingen bekommeren om het recht op abortus kreeg onze moderne beleving van de kwestie gestalte: een strijd voor de autonomie van vrouwen tegenover veelal mannelijke krachten die deze ondermijnen, krachten die zich doorgaans op traditionele en patriarchale waarden beriepen, zoals het belang van familie en een duidelijke rolverdeling in de huishouding (waarin de man aan het hoofd van de tafel zat).
Nog altijd zijn het vooral mannen die het abortusrecht bevechten. Dat was zo in Alabama, waar in 2019 nieuwe anti-abortuswetgeving werd aangenomen: van de 33 senatoren die hun stem uitbrachten waren er 25 Republikeinse mannen, en zij stemden allemaal voor de wetswijziging. In Missouri, waar een soortgelijke wet werd aangenomen, waren 21 van de 24 voorstemmers man; in Georgia waren het er 33 van de 34.
De Amerikaanse geschiedenis staat niet op zichzelf. Ook in Nederland waren het, in de zeventiende, achttiende en negentiende eeuw, geleerden die moesten bepalen of de vrucht in de buik van de vrouw al dan niet een ziel had, en die inschatting bepaalde of een abortus toegestaan was. Geleerden? ‘Mannen dus’, zoals Trudy Dehue vorig jaar treffend opmerkte in een essay over de geschiedenis van abortus in Nederland in de Nederlandse Boekengids. En ook vandaag de dag zijn de luidste stemmen die kritisch zijn op het recht op abortus in Nederland mannelijke stemmen; meestal zijn ze afkomstig uit de gelederen van de christelijke partijen. Zo verdedigde Don Ceder van de ChristenUnie vorig jaar nog de destijds onder vuur liggende en inmiddels afgeschafte verplichte bedenktijd voor zwangeren die zich voor een abortus melden. Een verplichting die volgens Ceder ook in gevallen van verkrachting van kracht moest blijven. Hij gebruikte de tamelijk denigrerende term ‘afkoelperiode’.
Als je kijkt naar de strijd om abortusrecht kom je er niet onderuit dat ‘de vijand’ mannelijk is. (Wat natuurlijk niet betekent dat iedere man een vijand is.) Met als gevolg dat mannen niet altijd met open armen zijn verwelkomd binnen de rangen van abortusactivisten. Op protestmarsen loopt er, zowel in de VS als in Nederland, meestal wel iemand rond met een bordje met de tekst: ‘No Uterus, No Opinion’. Enerzijds een logisch sentiment, anderzijds niet bepaald een aanmoediging voor mannen om zich te engageren. Vanzelfsprekend vloeit daar bij mannen een zekere angst om te beledigen uit voort, om de fout te begaan een mening te debiteren over juist dat ene waarover ze geen recht van spreken hebben.
Om de materie verder te compliceren: soms presenteren mannen hun (al dan niet opgelegde) terughoudendheid als een staaltje vrouwvriendelijke nederigheid. De Amerikaanse comedian Dave Chappelle zei het misschien het helderst in zijn show Sticks & Stones (2019), waarin hij mannen rechtstreeks aanspreekt: ‘Als je een lul hebt, moet je je bek houden hierover. Dit is van hen.’ Een uitspraak die met gejuich werd ontvangen door het publiek, maar die erg neigt naar als gulheid verpakte onverschilligheid.
Dan is er volgens mij ook nog sprake van een zeker fysiologisch ongemak, een uit de biologie voortkomend empathisch tekort dat mannen ervan weerhoudt om op de bres te springen. Dit is een moeilijk uit te leggen fenomeen, omdat het zelden besproken wordt, en er dus geen eenvoudige taal voorhanden is om het erover te hebben. De enige taal die in de buurt komt is de psychoanalytische, en dan in het bijzonder die van twee voorname troonopvolgers van Sigmund Freud: Melanie Klein en Karen Horney. Zij stelden terecht dat Freud impliciet uitging van de mannelijke superioriteit door het begrip ‘penisnijd’ (vrouwelijke jaloezie op mannelijke potentie en voorrechten) te introduceren zonder rekening te houden met een mogelijke pendant: baarmoedernijd, ofwel jaloezie op het vermogen van vrouwen om kinderen te baren en te zogen. Kennelijk vond hij het onvoorstelbaar dat mannen ook jaloers konden zijn op vrouwen. (Mijn vader was het tegenovergestelde. Hij verbaasde zich altijd over vrouwen die jaloers waren op mannen. ‘Zij kunnen alles wat wij kunnen, maar wij kunnen iets heel cruciaals dat zij níet kunnen, namelijk leven voortbrengen’, ik hoor het hem nog zeggen.)
Net als penisnijd kon baarmoedernijd volgens Klein en Horney uitgroeien tot een volwaardige neurotische afwijking. Nu ben ik niet geïnteresseerd in de ‘afwijking’ van het nijdige individu, maar in de algemene doorwerking van deze baarmoedernijd, waarvan ik vermoed dat deze op een intuïtief niveau bij veel mannen speelt. Nu is het woord ‘nijd’ in dit verband volgens mij te sterk. Eerder zou ik spreken van een diepgeworteld bewustzijn van dit fundamentele verschil tussen de ene groep mensen die we vrouwen noemen en de andere die we mannen noemen: het vermogen om kinderen te krijgen. Het gaat er niet om dat mannen heimelijk en masse zwanger zouden willen worden (al zijn het er verrassend veel) maar dat ze met een zeker ontzag kijken naar dat voor hen onbereikbare vermogen.
Het zou me niet verbazen als dat ontzag – en wat is ontzag anders dan een mentale hiërarchische afstand die vereenzelviging bemoeilijkt – het mannelijke voorstellingsvermogen en de mannelijke empathie soms in de weg zit. Een man kan zich niet voorstellen hoe het is om ervoor te kunnen kiezen leven in je te laten groeien; als het die dimensie van het leven aangaat, blijft hij een buitenstaander. En dus kan hij zich ook niet voorstellen hoe het is als die keuze wordt afgenomen en een ander bepaalt dat jij je zwangerschap verplicht moet voldragen. Mannen hebben geen ervaring met het verliezen van zeggenschap over hun lichaam. (De gevallen uitgezonderd dat ze wegens dienstplicht moeten strijden in een oorlog.) Ze kunnen hun best doen zich in die staat te verplaatsen – ik zou zelfs zeggen dat dit een morele plicht is – maar ze zullen zich er nooit mee kunnen vereenzelvigen.
Ik zeg het niet graag, dit komt eigenlijk neer op een ongevraagde biecht over een behoorlijk pijnlijk onvermogen dat ook mij betreft, maar ik ben ervan overtuigd dat juist deze mentale afstand, deze mildere, volgens mij algemeen gedeelde dagelijkse vorm van wat ooit ‘baarmoedernijd’ werd genoemd, ervoor heeft gezorgd dat mannen weliswaar woordelijk tegen de inperking van abortusrecht zijn, maar zich zelden of misschien wel nooit helemaal aangesproken voelen; hun engagement is een opvatting, geen ervaring. Vandaar ook dat het grillig is; in het ene tijdperk kunnen voor abortusrecht strijdende vrouwen op mannelijke steun rekenen, en in het andere niet.

Nu de afschaffing van Roe een formaliteit is, nu het tij in de Verenigde Staten gekeerd lijkt, zijn we in een nieuwe historische fase terechtgekomen. We hebben geleerd dat progressieve verworvenheden tijdelijk zijn, of dat zouden kunnen zijn. Des te meer reden om onze principes expliciet te maken en ze te verdedigen. Daarvoor is het nodig dat ook mannen zich laten horen.
Laat ik de genoemde diepere oorzaken van de mannelijke afwezigheid eens nalopen op hun reële geldigheid. Het idee dat zwangerschappen en abortussen een vrouwenzaak zouden zijn, kunnen we verwerpen als uiterst kortzichtig of misschien zelfs absurd: de man staat niet buiten de discussie, al is het maar omdat hij de verwekker is. Biologisch gezien leveren mannen misschien niet meer dan de vonk, maar zonder zaadcel geen zwangerschap. Mannen nemen dus wel degelijk deel aan het lange, complexe biologische proces dat uiteindelijk tot een geboorte leidt, ze vormen een kleine maar onmisbare schakel in de keten.
Daarnaast dragen mannen ook zorg voor een kind als het eenmaal geboren is. Een geboorte heeft grote emotionele, psychologische, praktische en financiële gevolgen. De keuze voor toch géén geboorte (een abortus) heeft dat dus ook. Bovendien is uit recente onderzoeken gebleken dat niet alleen vrouwen maar ook mannen hevig ontdaan kunnen zijn na een abortus. Toen de bbc in 2019 de gevolgen van een abortus op de net-niet-vader in kaart bracht, was de conclusie dat veel mannen nadien traumahulp zochten, omdat ze worstelden met schuldgevoel en schaamte en het idee dat ze tekort waren geschoten in hun traditionele rol als ‘beschermer’. Natuurlijk komt deze ervaring van verlies niet in de buurt van die van de net-niet-moeder, ik wil alleen zeggen dat het onzin is om de abortuskwestie in praktische zin als een louter vrouwelijke aangelegenheid te zien.
Over het historische ongemak dat meespeelt bij de afwezigheid van de mannelijke abortusstem kunnen we eveneens kort zijn: dat is volledig begrijpelijk, maar dat maakt het nog geen goede reden om te zwijgen. Eerder is het tegendeel waar: er is des te meer reden om de eigen positie duidelijk te maken. Dan die andere vorm van ongemak: de mentale afstand. Die afstand is nooit helemaal te overbruggen, maar dat hoeft ook niet. Als mannen zich bewust zijn van het bestaan ervan, als ze nagaan of het bij hen meespeelt, dan zou het mogelijk moeten zijn om de verlammende werking ervan te neutraliseren of te omzeilen.
Zwangerschap en abortus – het zijn niet zomaar vrouwenkwesties, het gaat om veel meer, en zo zouden we er ook mee moeten omgaan. Door op te komen voor abortusrecht verzetten we (m/v) ons ertegen dat instanties onze fundamentele keuzes over het eigen leven en het eigen lichaam zouden kunnen inperken. De vrijheid om zulke keuzes te maken beschouw ik als een universeel grondrecht, dat per definitie niet sekse-gebonden is, en mannen dus net zo goed aangaat. (Wat niet betekent dat dit recht ongecompliceerd is, aangezien er met zulke keuzes ook andere levens gemoeid zijn, volgroeid en ongeboren.)
Los van openlijk opkomen voor dat universele recht – middels demonstraties, petities, opiniestukken et cetera – zijn bijdragen in kleine kring misschien al even welkom. Mannen, ga het gesprek eens aan, met je moeder, je vriendin, een vriendin, met je vrienden. Laat het ongemak een stadium zijn, geen eindpunt. Als we alleen maar solidair zijn met mensen die precies zijn als wij, dan zijn we dus niet solidair. Als we opkomen voor hen die deze keuze maken en besluiten toch geen moeder te willen worden, komen we ook op voor onszelf. En als we zwijgen, laten we niet alleen anderen, maar ook onszelf in de steek.