Tussen mijn tiende en veertiende was ik de gelukkigste lezer. Ik las nog boeken en geen schrijvers. Ik herinner me de fietstochten naar Boekhandel Hendrickx (bestaat nog) aan de Groene Straat in Nijmegen waar een particuliere uitleenbibliotheek was. En dan weer gauw terug naar huis, een tas vol boeken, liefst Connie Coll-boeken. Thuis las mijn moeder een ander uitleenboek, ze keek even op: «Hadden ze goede boeken?» «Ja», zei ik. Connie Coll-boeken waren westerns. Ze hadden hard zwartkartonnen kaften, de originele kleuromslagen waren er aan de binnenkant ingeplakt. Scènes met cowboys. Titels herinner ik me niet meer, waarschijnlijk iets als «Het geheim van de Rio Grande» of «Goudzoekers in Alaska». Wie die boeken schreef, interesseerde me niets. Het waren gelukkige boeken en daarom was ik ook gelukkig.
Ik heb nu na ongeveer vijftig jaar opgezocht wie ze schreef. Conrad Kobbe. Zijn boeken zijn in het tweedehands circuit nog overal verkrijgbaar, Google staat er vol mee. Titels: Geen genade voor bandieten, Treurige Sam, Trefpunt Utah, Wild gerucht. Wat een mooie titels! Ik ben weer even Connie Coll, hij had een trouwe hond, naam ben ik vergeten, bestreed onrecht, reisde eenzaam door de prairie, maakte vrienden en vijanden, las nooit een boek. Ik had ze dezelfde middag al uit, dat was misschien een nadeel, want ik moest altijd een paar dagen wachten tot ik opnieuw naar Hendrickx mocht. Wie was Conrad Kobbe? Mijn eerste zoektocht op internet levert niets op. Schuilnaam van Karl May? Ineens besef ik dat het me niets kan schelen, wat kunnen mij schrijvers schelen. Wel vind ik een plaatje van de kaft van De sterke man. Ja, die ken ik, ik weet het zeker. De tekst vermeldt het volgende: «Kroegen worden overhoop gesmeten, worstelaars door de touwen gejaagd, mannen zeilen door de lucht als vogels en tot slot volgt dan de grote strijd om het wereldkampioenschap vrij worstelen.» Ik moet volkomen gelukkig zijn geweest.