
De 26-jarige Chen draagt een sportjasje dat hij overhield aan zijn studietijd in de Verenigde Staten. Nonchalant zit hij op de bank naast zijn oma Jiang Su Rong. Dit weekend is hij van Chengdu naar Lanzhou gevlogen. Zoals het hoort in zijn familie ging Chen na zijn studie bij de Chinese spoorwegmaatschappij werken. Een betere baan kon hij zich niet wensen, vond vader. Maar Chen zelf wilde meer en ging een opleiding in de Verenigde Staten volgen. Nu werkt hij voor een groot privaat bedrijf dat veel opdrachten krijgt van het Chinese Volksleger. ‘Daarom mag ik de naam van de onderneming niet noemen.’
Chen verdient goed en samen met zijn vrouw, die hij tijdens zijn studie ontmoette, kon hij onlangs een appartement kopen van zeshonderdduizend yuan (75.000 euro). Het stel bezoekt de ene na de andere Chinese stad. Overal willen ze de culinaire specialiteiten proeven. ‘We zijn maar een paar decennia op deze aarde. Met die tijd willen we iets doen.’
Zijn familie begrijpt hem niet, zegt Chen. Daarom beperkt hij zich bij zijn bezoek tot small talk. Zijn wereld is zoveel groter dan die van zijn ouders, Cheng Ri en Wen Ying, laat staan die van oma Jiang van 94. Maar de ontberingen en revoluties die zijn oma en ouders meemaakten, hebben de samenleving geschapen die Chen zoveel mogelijkheden biedt. Voor hem zijn het echter gebeurtenissen uit een geschiedenisles. De Culturele Revolutie was, weet hij, ‘geen goede tijd voor China; een realiteit die we in de toekomst moeten vermijden’. Gelukkig gaat het nu veel beter met China. ‘Dit zal niet nog eens gebeuren’, voorspelt hij. En als het wél gebeurt, zal Chen afstand houden.
In de jaren negentig leerde hij op de middelbare school over de demonstraties van 1989 op het Plein van de Hemelse Vrede. ‘Er waren vlagverbrandingen en studenten gingen in hongerstaking omdat ze een andere regering wilden.’ Dat die gebeurtenis in het buitenland een grote schok teweegbracht, is volgens Chen niet waar. ‘In de Verenigde Staten hoorde ik er niets over.’

Stabiliteit is belangrijk in het leven van de Chengs, net als voor miljoenen andere Chinese families. Vooral door mee te bewegen wist de familie onheil te voorkomen, blijkt uit het levensverhaal van grootmoeder Jiang Su Rong. Hortend en stotend vertelt ze haar geschiedenis die verbonden is met de grote gebeurtenissen in haar land. Kleinzoon Chen toetert de vragen in haar oor.
Wanneer Jiang Su Rong in 1922 geboren wordt, is China pas net een republiek. De keizer is afgezet en de lucht is vol optimisme. De zaken gaan goed bij haar vader, die rijst en meel verkoopt in Beijing, wat pas later de hoofdstad van het land zal worden. Terwijl haar broers naar school gaan, spelen Jiang en haar zus in en om het huisje van de familie dat veilig aan een binnenplaats ligt. Als tiener wandelt ze in het Zomerpaleis van de verdreven keizer. Via een tussenpersoon maakt Jiang kennis met Cheng Linqing, een jongeman die sinds zijn veertiende bij de spoorwegen werkt en inmiddels is opgeklommen tot stationshoofd in Tianjin. Een eerlijke man met een stabiele baan. Hij is de eerste man die Jiang ontmoet en hij bevalt haar.
Een gelegenheidscoalitie van de Kuomintang en de communistische rebellen bevecht de Japanners die het land zijn binnengevallen. Zodra de oorlog voorbij is, keren de twee partijen zich tegen elkaar. Het noorden van het land, inclusief Beijing en Tianjin, is in handen van de Kuomintang, terwijl Mao, verscholen in een grot in het Yanan-gebergte, zijn volgelingen in het zuiden aanvoert. Na een meedogenloze oorlog, waarbij de wreedheden niet onderdoen voor die van de Japanners, weet de Communistische Partij het hele land te veroveren. De Kuomintang trekt zich terug op Taiwan en Beijing wordt de hoofdstad van de volksrepubliek.
Jiang en Linqing trouwen als de laatste Kuomintang uit Tianjin zijn verjaagd. Het is een bescheiden bruiloft, in een bescheiden tijd. Jiang en haar kersverse man zijn opgetogen over de nieuwe weg die China inslaat en als de partij een negentienhonderd kilometer lange spoorlijn wil aanleggen tussen het centraal gelegen Lanzhou en Urumqi, in de provincie Xinjiang, twijfelen ze geen moment: de paar bezittingen die ze hebben worden in een wagen geladen die westwaarts vertrekt. Veel meer dan een kaptafeltje en een eettafel met twee stoelen is het niet.
Tijdens de lange reis wordt tot hun grote schrik Linqings tas gestolen. Nu heeft het jonge stel niet eens meer een kom om uit te eten. Na een paar dagen komen ze aan in Tianshui. Het nieuwe land is een woestijn van zand en stenen. Het echtpaar krijgt een laag huisje toegewezen dat uit slechts één kamer bestaat. Tot hun opluchting zijn de medische voorzieningen prima in orde en dat komt goed uit, want een jaar later wordt hun oudste zoon geboren en vervolgens nog drie kinderen.
In 1958 roept Mao de Grote Sprong Voorwaarts uit en dienen ook boeren zich te concentreren op de productie van staal. De plattelandsbevolking werkt en leeft voortaan in communes terwijl ze uit alle macht de productiequota proberen te halen. Bij gebrek aan ijzererts smelten ze lepels, eetkommen en fietsen in staalkacheltjes op het erf. Jiang merkt pas dat er iets mis is als er levende skeletten door de stad wandelen. Vrienden en buren zwellen op door oedeem en sterven. Ze weet het nog goed, zegt ze, terwijl haar kinderen in een hoek van de kamer jiaozi vouwen voor de lunch, straks. Jiang gebaart met haar handen: een bolle buik. ‘Ze waren dik, maar niet van het vet. De oogst was slecht in die jaren, het regende niet.’
Russen hadden geld verstrekt aan het communistische regime en willen het terug omdat Mao niet aan hun leiband wil lopen. Het is de officiële verklaring voor die zware jaren tussen 1960 en 1963. Dat China de leningen nodig had voor bewapening, dat boeren geen tijd meer hebben om hun oogst binnen te halen, en dat als de op zaad beluste mussen zijn uitgeroeid in de Grote Mussencampagne sprinkhanen alle kans krijgen om de oogst op te eten, dat vermelden de radioberichten die Jiang hoort niet. Zelf improviseert ze in die jaren met een soort gras, sorghum. Ze maakt er gestoomd brood van dat ze in plakken snijdt. Voor ze haar kinderen een plak brood geeft, legt ze het eerst even op de warme kachel. Voor het eerst moet ze eten kopen op de zwarte markt, omdat de rantsoenen van de overheid niet voldoende zijn.
Voorzitter Mao had vrijheid en eten gebracht. Dat het tussen 1960 en 1963 even mis ging, was niet zijn schuld. Jiang begrijpt goed dat Mao vervolgens moest ingrijpen. Sinds de communisten de Kuomintang naar Taiwan verjoegen, was het nooit rustig geworden in het land, zegt Jiang. En die honger had de onrust alleen maar verergerd. Met de ‘dictatuur van het proletariaat’, of de 516-verklaring die voorzitter Mao in 1966 uitvaardigde, wilde hij de macht weer terug naar Beijing halen.
Jiang is inmiddels met haar gezin verhuisd van het historische Tianshui naar Lanzhou, de provinciehoofdstad van de centraal gelegen provincie Gansu. Ze krijgt er een fatsoenlijk huis, met meerdere kamers. Het leven wordt comfortabeler. Als jonge moeder komt ze niet vaak buiten, dus wat de Culturele Revolutie precies behelst hoort ze via de radio, een grote doos met een prominente plek op de tafel in de woonkamer. Dat naar schatting één miljoen mensen om het leven komen en miljoenen worden vervolgd, mishandeld, ontslagen, vernederd, hoort ze later. Maar wat kon ze ermee, schokschoudert Jiang nu, vijftig jaar later. In het licht van de tijd was het goed wat er gebeurde. Het land dreigde uiteen te worden gerukt door Mao’s politieke vijanden.
In het vogelkooitje op de vensterbank tjilpt een vogeltje. Een blokje suiker en wat speciaal zaad moeten de zangkunsten verbeteren. Het kooitje van bamboe heeft de broer van Cheng gemaakt, want sinds hij met pensioen ging, is kooitjes bouwen zijn hobby. De familie logeert tijdelijk bij Cheng Ri in toren 15 omdat hun eigen appartement in toren 9 wordt opgeknapt.
Het appartementencomplex is pas een paar jaar oud, met groene grasvelden tussen de torens, speeltuintjes en prieeltjes waar oma’s de bonen doppen terwijl de kleinkinderen spelen. De sociale huurwoningen zijn door de Chinese spoorwegen ter beschikking gesteld. Hoewel de lift en de gang volgekliederd zijn met telefoonnummers van schoonmakers en klusjesmannen die hun diensten aanbieden, zit het appartement goed in de verf. De zestiger is er trots op, want het staat symbool voor de levenslange verbintenis met het spoor. Zijn vader werkte er, net als de broer van zijn grootvader, verschillende ooms, zijn broers, zussen en hun kinderen. En dan was er nog die verre oom die diende op de privé-trein van de laatste keizerlijke familie.

Cheng Ri is veertien als de Culturele Revolutie wordt uitgeroepen. Samen met onder anderen zijn vrouw Jiang Qing wil Mao afrekenen met intellectuelen die de revolutie van het proletariaat vertragen met het culturele erfgoed dat evengoed voor verwarring en vertraging zorgt. Al die oude gebouwen moeten worden afgebroken, intellectuelen met hun kritische, belezen blik slaan gevaarlijke geluiden uit. Ze brengen de revolutie in gevaar. Op school worden levendige, maar vaak onnavolgbare discussies gevoerd. ‘Niemand wist eigenlijk wat er aan de hand was.’ Cheng Ri sluit zich aan bij de Rode Garde en snijdt karakters uit blokken hout waarmee posters en spandoeken bedrukt kunnen worden.
Oudere studenten doen mee aan chuan lian, de beweging van jongeren die dankzij gratis vervoer door het land reizen om ideeën uit te wisselen. Sommigen waren lid van gewapende facties, vertelt Cheng Ri.
Als zijn lerares Chinees, die samen met haar man uit Beijing is gekomen om in Lanzhou te werken, om onduidelijke redenen wordt beschuldigd van anti-loyale sentimenten kijkt Cheng Ri toe als ze openlijk ‘bekritiseerd’ wordt. ‘Het was wreed’, zegt hij nu. Hij herinnert zich scherp hoe de vrouw op een podium werd gehesen. Twee Rode Gardisten aan beide zijden hielden haar armen en hoofd naar beneden gedrukt terwijl het publiek naar haar schreeuwde dat ze moest bekennen dat ze een ‘bourgeois klassevijand’ was. Na de vernedering bleef de lerares, die een van de beste docenten op zijn school was, gewoon lesgeven. ‘Maar haar waardigheid en integriteit waren aangetast.’
‘Die Culturele Revolutie lijkt nu misschien heel bijzonder’, zegt Cheng Ri, ‘maar toen hoorde het gewoon bij het dagelijkse leven. Mao moest wel ingrijpen, maar ver buiten Beijing liep het regelmatig uit de hand.’
De familie Cheng houdt zich ver van politiek, dobbert mee op de grillen van de tijd. Ze zijn goede Chinezen, loyaal aan de partij en aan het vaderland. Zijn moeder heeft de radio vaak aan staan en zo volgen ze het officiële nieuws. Cheng Ri mijmert graag over hoe het had kunnen zijn zónder die vermaledijde revolutie die scholen sloot en universiteiten tot elitaire bolwerken bestempelde.
Vader Linqing is streng voor zijn zoons, die naar de school gaan voor spoorwegmedewerkers. Cheng Ri’s cijfers zijn dan ook erg goed. Zo goed zelfs dat hij na zijn eindexamen zou kunnen doorstuderen aan de universiteit. Hij droomt stiekem van de prestigieuze Tsinghua of Peking Universiteit. Maar er worden geen colleges gegeven en Cheng Ri wordt net als de rest van zijn klas bij de spoorwegen te werk gesteld. Wat Cheng Ri had willen worden? Dat weet hij decennia later nog niet, maar zijn punt is dat het anders hád gekund. Eind jaren zestig kan hij niet anders dan zijn lot dragen.
De Culturele Revolutie is in 1969, drie jaar na het begin, al voltooid, zo verklaart de Grote Roerganger. De losgeslagen jeugd wordt naar het platteland gestuurd om daar te werken. Zo ook Cheng Ri’s broer Cheng Kun, die van zonsopgang tot zonsondergang op het land werkt om te leren solidair te zijn met de boeren.
Erg succesvol is de revolutie niet geweest. In plaats van dat Mao zijn machtsbasis in Beijing heeft verstevigd is het alleen maar onrustiger geworden in het land. Mao vertrouwt niemand meer. En terecht, lijkt het in 1973 als een coup door legerleider Lin Biao wordt verijdeld, zo leert Cheng Ri.
Op een nazomerdag in 1976 klinkt uit de radio het bericht dat de geliefde voorzitter en president Mao is overleden. Cheng Ri ziet zijn moeder een witte bloem op haar jas spelden voor ze met de buren het tragische verlies gaat delen. ‘Hij stierf als een oude man, dat stemde voldaan’, zegt Jiang nu. Mao was altijd goed voor hen geweest. Met vrienden tuurt Cheng Ri dagenlang in verslagenheid naar de krantenkoppen. Wat is China nog zonder Mao? Hua Guofeng neemt het over van de Grote Roerganger, maar het land is een chaos door de Bende van Vier, onder wie Mao’s vrouw Jiang Qing. Pas als het Hua lukt om hen te laten arresteren is de Culturele Revolutie definitief voorbij.
Jiang snapt nauwelijks wat er in Beijing gebeurt. De Bende van Vier, het zal best. Maar haar oudste zoon vertelt haar dat de nieuwe partijvoorzitter Deng Xiaoping de orde terugbrengt. Ook voor Cheng Ri breekt een nieuwe tijd aan. In Lanzhou stellen buren hem voor aan buschauffeur Wen Ying, die zó klein blijkt te zijn dat ze achter het stuur verdwijnt. Het lijkt alsof de bus zonder chauffeur rijdt, vertelt hij decennia later, terwijl hij lachend naar zijn vrouw kijkt. Ze is zorgzaam, rustig en opgewekt. Cheng Ri heeft slechts twee afspraakjes nodig om te weten dat zij zijn vrouw wordt.
Jiang is even stil als ik haar vraag of ze het eens is met Deng Xiaopings uitspraak dat Mao ‘voor zeven delen goed en voor drie delen slecht’ was. ‘Een munt heeft altijd twee kanten’, zegt ze. Haar zoon stelt: ‘Zonder die revolutie zou het regime tegenwoordig niet zo sterk zijn als het is. De Culturele Revolutie was nodig. Maar het probleem was dat Mao de situatie niet onder controle wist te houden.’

Het leven is er de afgelopen decennia alleen maar beter op geworden, dus waarom klagen? Jiang wijst om zich heen. Haar zoons zetten een klaptafel voor de bank om de lunchgerechten te kunnen neerzetten. Zo’n mooi huis als dit heeft haar familie nog nooit gehad. Deng Xiaoping kon voor welvaart zorgen door de basis die Mao had gelegd, legt Cheng Ri uit. Hij weet dat tijdens de Culturele Revolutie miljoenen mensen stierven door mishandeling en executies. Maar dat hij bij de Rode Garde ging, dat kon niet anders. Dat deed je nu eenmaal als je in die tijd veertien was. ‘Ik had het maar te accepteren.’
Cheng Ri praat nog steeds niet graag over politiek. Wel vindt hij dat mensen meer aandacht moeten hebben voor de filosofie van Confucius, die alle wereldse zaken een duidelijke positie geeft. ‘Als meer landen zijn regels zouden volgen, zouden er geen oorlogen meer zijn. Iedereen heeft z’n eigen leven, en als ze dat op waarde schatten, kunnen ze oorlog vermijden.’ Cheng Ri is trots op zijn familie, niemand is ‘van het pad af geraakt’, iedereen is loyaal en eerlijk. Dat is de reden dat zijn moeder zo oud kan worden.
Van de Communistische Partij is hij nooit lid geweest, vertelt Cheng Ri, sowieso zijn er weinig partijleden in de familie. Hij was slim genoeg om het examen af te leggen – anders dan zijn broer en zijn vrouw – maar mocht uiteindelijk geen lid worden. Waarom niet? ‘Mijn vader was lid geweest van de Kuomintang’, zegt hij. De Kuomintang? Had zij niet gezegd dat Linqing lid was van de Communistische Partij? Een loyaal communist? Cheng Ri beent naar de erker waar de fragiele Jiang op een krukje naast de vogelkooi is gaan zitten. Nee, is het antwoord. Linqing kwam uit Tianjin, waar de Kuomintang sterk was. Hij kon tijdens de Japanse bezetting stationschef worden omdat hij wat Japans en Engels had geleerd. Na de oorlog wisselde hij van partij. Hij had geen keus.
Was het uit vrije wil dat het jonge stel vlak na de communistische overwinning naar het midden van het land verhuisde? Jiang weet het niet meer. Gedachteloos voert ze het vogeltje.
Het begrip vrijheid waarover men in het Westen spreekt, is niet wat de Chinezen als vrijheid beschouwen. ‘China kreeg vrijheid in 1919, toen de laatste keizer aftrad’, zegt kleinzoon Chen. Voor zijn oma betekende vrijheid dat er voldoende te eten was, en voor zijn vader dat hij geld had om vrij te besteden. Voor Chen betekent vrijheid dat hij zelf een beroep kan kiezen, met zijn vrouw op reis kan. Partijlidmaatschap is daarvoor niet meer nodig – tenzij je voor een staatsbedrijf zoals de spoorwegen werkt zoals zijn neef, op dit moment het enige partijlid in de familie.
Chen noemt zichzelf een conservatief met een diepe liefde voor zijn vaderland China. Is het pragmatisme dat zijn generatie kenmerkt een gevolg van de beperkte Chinese reflectie op het verleden of simpelweg een overlevingsmechanisme? Chens weidse blik op de wereld wordt wel degelijk ingeperkt door politieke grenzen. Het stoort hem allerminst. ‘Ik wil de wereld rondreizen. En waarschijnlijk wil de volgende generatie, die van mijn toekomstige kind, straks de vrijheid om in een gezond milieu te leven. Wij hebben geluk, nietwaar?’
Discussie achter gesloten deuren
Met de resolutie die Deng Xiaoping in 1981 uitvaardigde moest alles voorbij zijn. De verklaring stelde dat de Culturele Revolutie ‘serieuze rampen en onrust’ heeft veroorzaakt ‘voor de Communistische Partij en voor het Chinese volk’. De officiële lijn van de partij luidt sindsdien dat de revolutie verkeerd was en ‘verantwoordelijk voor de meest ernstige terugval en de grootste verliezen die de partij, het land en het volk te lijden hebben gehad sinds de oprichting van de Volksrepubliek’. Daarmee was de kous af.
Deze resolutie geeft de Chinezen niet voldoende handvatten om de tragiek van de grote Proletarische Culturele Revolutie te verwerken, zegt Yao Xinbao. De vijftiger is docent politiek aan de Jiaotong Universiteit in Shanghai en schroomt niet om zijn studenten te vertellen wat er werkelijk gebeurde. ‘Er zijn nog steeds historische restricties in onze beschouwing van de Culturele Revolutie. In de conclusie van de resolutie wordt Mao’s naam niet eens genoemd. Er zitten grote discrepanties tussen de feiten en de officiële documenten.’
Op een terrasje naast de campuscafetaria, terwijl regen op de parasol klettert, zegt Yao dat je in die tijd al een contrarevolutionair was wanneer je na een regenbui op een oude krant met Mao’s foto ging zitten. ‘Zulke zaken werpen een schaduw over de herinneringen van veel mensen. Ze zijn bang dat het opnieuw gebeurt. Maar als we erover zouden kunnen praten, kunnen we dat juist voorkomen.’
Aan de terrastafel zitten ook een paar van Yao’s studenten. Die luisteren aandachtig en vertellen dat ze eigenlijk niet meer weten dan wat in die resolutie van 1981 stond. ‘Daar moesten we voor het eindexamen stukken van uit ons hoofd leren’, vertelt de 23-jarige Bing. Volgens Yao zou de Chinese samenleving ‘een stuk gezonder’ zijn als ouders met hun kinderen over de periode 1966-1976 durfden te praten.
In de Chinese samenleving is nochtans weinig ruimte voor diepgaande beschouwingen over de Culturele Revolutie. Stel je voor dat je als jood in Duitsland continu wordt geconfronteerd met het portret van Hitler, schrijft de Chinese journalist Zha Jianying, die nu in de Verenigde Staten werkt, in het voorwoord van het autobiografische relaas (in het Engels vertaald als The Cowshed) van Ji Xianlin, hoogleraar aan Peking University. Een koeienschuur was negen maanden lang zijn onderkomen, terwijl hij uitgehongerd en vernederd werd door zijn studenten. Ji vond het belangrijk zijn ervaringen te delen omdat de daders van toen zich in deze tijd als waardige burgers voordoen, zei hij.
Even leek er iets meer openheid te ontstaan toen in 2014 een aantal scholieren van toen hun excuses aanboden. Chen Xiaolu was een leider van de Rode Garde op Beijings eliteschool No. 8 en zoon van communistisch revolutionair en ex-minister Chen Yi. Hij was 67 toen hij een reünie organiseerde en zijn excuses aanbood voor het ongecontroleerde geweld dat op zijn school uitbrak. Excuses, reflectie, herdenken – het mag allemaal, zolang niemand de rol van Mao Zedong als de Grote Roerganger in twijfel trekt.
Rond de vijftigste verjaardag van de Culturele Revolutie wordt er weinig herdacht in China. De grote kranten blijven stil. In het commentaar van de relatief onafhankelijke South China Morning Post schreef Cary Huang op de dag van de vijftigste verjaardag van Mao’s 516-verklaring over de gevaren van gebrek aan herdenking en reflectie. ‘Als de partij bang is om de waarheid over haar eigen verleden te onthullen, en weigert ervan te leren, hoe kan zij dan een heldere visie hebben over de juiste richting voor de toekomst?’
Toch lijkt er binnen de top van de partij wél discussie mogelijk. Tijdens een bezoek dat de president bracht aan het platteland van de provincie Anhui zei hij dat overheidsambtenaren afwijkende stemmen van intellectuelen moeten tolereren, zelfs wanneer sommige ‘meningen en kritieken vooringenomen en onjuist zijn’. De uitspraken zijn tegenstrijdig met het beleid van zijn eigen regering, getuige de aanpak van Ren Zhiqiang. De even succesvolle als uitgesproken zakenman Ren Zhiqiang waagde het de partij te bekritiseren op het sociale medium Weibo, waar hij werd gevolgd door 37 miljoen Chinezen. ‘Sinds wanneer is de volksregering de regering van de partij geworden?’ vroeg hij zich af nadat de partij de staatsmedia had opgeroepen loyaal te zijn aan de partij.
Rens pagina op Weibo werd gesloten, en Ren werd twee jaar geschorst als partijlid – een redelijk milde straf die veel weg heeft van een compromis binnen de top van de Communistische Partij. Het vonnis werd twee dagen na Xi’s bezoek aan Anhui uitgevaardigd.
De president heeft zelf een ellendige jeugd gehad omdat zijn vader, revolutionair Xi Zhongxun, tijdens de Culturele Revolutie werd ‘gezuiverd’ en de jonge Xi naar het platteland werd gestuurd waar hij was aangewezen op zelfstudie. Pas na rehabilitatie van zijn vader kon Xi in Beijing gaan studeren. Tijdens een eerdere internetconferentie pleitte hij al voor een grotere tolerantie voor online kritiek met ‘goede bedoelingen’. Evaluatie van het overheidsbeleid door burgers op internet kan van grote waarde zijn. ‘We moeten initiatieven ondernemen om hun meningen en suggesties te horen, en we moeten hun kritiek verwelkomen.’
De beroemde schrijver Ba Jin, vervolgd als contrarevolutionair, zag zijn vrouw in 1973 sterven doordat haar medische hulp geweigerd werd. ‘Het is niet dat ik niet wil vergeten’, schreef hij in een van zijn essays in de bundel Thoughts (1987). ‘Het smerige spectrum van het verleden houdt me in zijn greep…’ Ba Jin pleitte in de jaren tachtig voor een museum over de Culturele Revolutie, maar dat zal er nooit komen. Als de partij één ding heeft geleerd van de periode 1966-1976, dan is het dat het gevaarlijk is om het volk op eigen houtje conclusies te laten trekken.
Beeld: (1) Helemaal rechts Chen Cheng (26), in het midden oma Jiang Su Rong (94), links naast haar Cheng Ri (64) en daarnaast zijn broer Cheng Kun. De rest is aangetrouwde familie; (2) Lanzhou. Uitzicht vanuit het appartement vanChengRiintoren15,waardehelefamilie tijdelijklogeertvanwegedeverbouwingaan huneigenappartementintoren (3) Cheng Linqing kwam uit Tianjin, waar de Kuomintang sterk was ; (4) Uit het familiealbum. Rechts: oma Jiang Su Rong en haar man Cheng Linqing;