Zelfs zijn dood blijft schimmig. Voormalig Tourwinnaar Marco Pantani had pillen binnen handbereik, zoveel is zeker. Maar waren het andermaal de medicamenten die hem zo onnatuurlijk snel tot zijn doel brachten? 34 jaar was hij. En normaal gesproken word je op die leeftijd niet dood op een hotelkamer gevonden. Naar alle waarschijnlijkheid pleegde de depressieve renner dus zelfmoord, afgelopen zaterdag. Zoals Hugo Koblet, Luis Ocana en Jose-Maria Jimenez dat eerder deden.
Zekerheid zal er waarschijnlijk nooit komen. Daarvoor zijn de belangen in het wielrennen te groot. Zelfs bij de dood van een afgeschreven renner komen schaamteloze machinaties op gang. Oud-renners verwijten de grote bazen dat afgestapte collegas nauwelijks begeleiding krijgen, ploegleiders hekelen de klopjacht van de Italiaanse justitie en de rondebazen doen er vooral het zwijgen toe. Ze roemen Pantani louter als «de laatste grote klimmer». Geen woord over de hulpmiddelen die de renner nodig had om de toppen van Alpe dHuez en Mont Ventoux steeds weer als eerste te bereiken.
De reacties op de dood van «il pirata» typeren de schizofrenie van de wielersport. Iedereen weet dat die sport zonder doping niet kan voortbestaan. Maar niemand durft dat te erkennen. Natuurlijk reed Marco Pantani niet schoon na acht uur koers met een snelheid van 25 kilometer per uur een berg van de buitencategorie op. Dat is namelijk onmogelijk. Het wielerpubliek kan dat allemaal geen bal schelen. Wielrennen is immers al lang geen eerlijke sport meer: het is entertainment waarin de budgetverschillen tussen de ploegen vaak belangrijker zijn dan de verschillen in trainingskilometers tussen de renners. En entertainment kan niet zonder stimulerende middelen.
Tijdens de wedstrijd wordt niettemin intensief gecontroleerd. Een renner die de controles ongeschonden doorkomt heeft ofwel de rondearts effectief om de tuin geleid ofwel een middel gebruikt dat niet te traceren valt of niet op de zwarte lijst staat. In 1998 moest de ene na de andere ploeg de Tour de France verlaten. Juist toen won Pantani. Op de officiële site van de organisatie van de Tour staat dinsdagmiddag nog geen letter te lezen over de vroeg dode ex-kampioen, die volgens sommigen in 1998 het voortbestaan van het grootste wielerevenement ter wereld redde. Wel staat er een ronkend perscommuniqué, gedateerd 22 januari, waarin dopinggebruik «fermement et totalement» wordt veroordeeld: «Doping spot met de ethische waarden van de sport en die van de Tour de France.» Ferme taal. Met ethische waarden valt inderdaad niet te spotten. Maar wie werd na de besmette ronde van 1998 de grote cashcow van de Tourdirectie? Wie kreeg jaar in, jaar uit ondanks matige prestaties in het voorseizoen toegang tot de koers? Niet Marco Pantani. Wel publiekslieveling Richard Virenque, de Festina-renner met wie alle doping ellende in 1998 begon.