
De ondernemer Paul Rijkens (1888-1965) verdiende zijn fortuin in de Margarine Unie en daarna bij Unilever; hij bracht met zijn vrouw Hilda Scales een zeer grote kunstverzameling bijeen. In 1960 is die te zien geweest in het Gemeentemuseum Den Haag, daarna viel hij uiteen. Het Stedelijk Museum Alkmaar heeft er nu een reconstructie van gemaakt, die aansluit bij twee eerdere tentoonstellingen over verzamelaars – Piet Boendermaker en Wim Selderbeek – die net als Rijkens een voorkeur hadden voor kunstenaars uit de Bergense School, een zwaartepunt van de vaste presentatie in Alkmaar. Rijkens kocht zeer veel, soms tientallen werken van een enkele kunstenaar, en liet zich daarbij adviseren door de vooraanstaande criticus Albert Plasschaert. Het geheel werd verder verrijkt toen Boendermaker in 1929 in financiële problemen kwam en een groot deel van zijn collectie aan Rijkens verkocht.
Rijkens’ collectie is een doorsnee van de productie tussen, zeg, 1900 en 1950, in Nederland en België. Er zitten grote namen tussen, Jan Sluijters, Matthieu Wiegman, Gustave De Smet, Constant Permeke, en wat minder grote, zoals Walter Vaes, Willem van den Berg, Toon Kelder, Arnout Colnot en Manuel Ortiz de Zárate. Vaes blijkt een originele schilder van stillevens, met een voorkeur voor dode (bloederige) beesten; van Van den Berg hangt er een prachtige Torenvalk en een duistere Uil. Ortiz blijkt een Chileen die in Parijs was blijven hangen, en levendige, stevige stillevens maakte.
De reconstructie laat dus iets zien van de smaak van het echtpaar Rijkens en hun kring. Het is altijd een beetje een raadsel hoe persoonlijk zoiets nou echt is, maar het is bekend dat Rijkens in zijn enorme landhuis in Engeland hele grote naakten van Sluijters ‘gewoon’ in de salon had hangen, waar hij gasten ontving, en dat zegt wel iets over zijn betrokkenheid. Die Bergense School, zegt de tentoonstelling, is ‘groot, stoer, bonkig’, met ‘donkere aardtonen’ in ‘een broeiend donker, waarin een smeulend oranje, een smeltend groen van bloem of vrucht’ en dat is al met al een merkwaardig sombere, bedompte stijl, waar de gordijnen altijd dicht zijn en de kolenkachel walmt – mijn smaak is het niet. Matthieu Wiegman, een van de voormannen, had best gevoel voor stevige, levendige, zelfs zonnige kleuren; er hangt hier van hem een Cézanne-achtige boomgaard in roze, wit en blauw – maar in het volgende doek komt dat zware bruin en dat nare flessengroen alweer om de hoek.
De tentoonstelling is ook een mini-tentoonstelling van Jan Sluijters (1881-1957), van wie Rijkens een paar topstukken bezat. Sluijters stond bekend om zijn veelzijdigheid, of, beter gezegd, zijn stilistische onbestemdheid, en daar valt hier veel van te zien. Sluijters portretteerde mevrouw Rijkens in een stijlvol roze en groen, met een vormeloos vloeiend lichaam, zonder schouders; even verderop hangt een Naakt met parelsnoer dat in subtiele kleuren even rijk en stralend is neergezet. Maar dan is er ook een Naakt in bontmantel, een vrouw met halfopen bontmantel naast een vaas met magnolia’s, en dat lijkt dan weer opgezet met creosoot en steenkool, een donker hol van een schilderij.
Collectie Paul Rijkens, Stedelijk Museum Alkmaar, t/m 1 november, stedelijkmuseumalkmaar.nl