‘Che leeft, hij is niet dood’, weet de geblondeerde directrice van het kleine Che Guevara-museumpje in de Boliviaanse regio Santa Cruz. Ze heft dubbele entree en wil een dik pak geld voor haar ‘exclusieve interview’. ‘Nee hoor, Che wordt hier niet boos om’, zegt ze. Integendeel. ‘Hij is juist blij dat de mensen hier wat pesos aan hem verdienen.’
Het was de veertigjarige herdenking van de dag dat de Argentijnse revolutionair hier in 1967 door de Boliviaanse legersergeant Mario Terán werd geëxecuteerd. Er heerste een uitgelaten stemming nu voor het eerst een indiaan, de linkse cocaboer Evo Morales, in Bolivia aan de macht was. Een oude man stalt zijn ezel op het stoffige dorpsplein. In het midden een metershoge buste van Che. ‘We mochten al die jaren van het leger zijn naam niet eens noemen’, vertelt hij. ‘Nu is Che weer onder ons.’
De man wijst naar de plek waar het dorpsschooltje stond waar de executie plaatsvond. Een dag eerder hadden de troepen van de in de VS getrainde legerkapitein Gary Prado de guerrillaleider omsingeld in een kloof. Hongerig, uitgeput en met nog maar een handjevol mannen zat Guevara in de val. Het plan om van Latijns-Amerika een ‘nieuw Vietnam’ te maken was hopeloos mislukt. De belangrijkste reden: de boeren van Santa Cruz moesten niets van hem hebben. Ze wisten niet eens wie Che Guevara was. Een boer zag die ‘rare buitenlanders’ de kloof in gaan en rende naar kapitein Prado om ze te verraden.
Dan begint de mythevorming. ‘Mager, met viltige haren, geboeid en gewond zit Guevara tegen de muur van het klaslokaaltje. Hij weigert te praten. De cia-agent die de operatie leidde, spuugt hij in het gezicht.’ Wel doet Che aardig tegen de gewone soldaten die zijn pijp voor hem stoppen. Hij praat tegen de jonge onderwijzeres van het schooltje. ‘Ik sloeg mijn ogen neer. Zijn blik was ondraaglijk. Zo doordringend, zo zacht en stil’, vertelt ze tegen de journalist Michèle Ray die op 30 december 1967 onthulde dat Che Guevara ‘in koelen bloede’ door het Boliviaanse leger vermoord was. ‘De Che is opgestaan. Buiten hoort hij ruzie. “Ik wil ook.” “Nee ik ga eerst”’, beschrijft Ray de sterfscène. ‘Dan gaat de deur open en komt onderofficier Mario Terán binnen met zijn M2-karabijn. Plotseling een uitbarsting van vuur… Che stort in. Hij is daar stervende.’
In de versie van Ray geeft een andere soldaat Guevara het genadeschot. Maar in de versie die aan Terán wordt toegeschreven zit Guevara al op de grond. ‘Ik voelde me beschaamd en liet mijn hoofd zakken. Het was het meest verschrikkelijke moment van mijn leven’, zou Terán in de getuigenverklaring aan zijn meerderen hebben gezegd. ‘Ik zag de Che groot worden, reusachtig. Zijn ogen fonkelden. Hij keek me strak aan en ik voelde me duizelig.’ Volgens Terán heeft hij zichzelf toen vermanend toegesproken: ‘Blijf kalm en mik goed. Je gaat een man doden.’ Daarna zou hij met dichte ogen twee keer kogels op Guevara hebben afgevuurd. In nog een andere versie is het echter Che die tegen Terán zegt: ‘Mik goed, je gaat een man doden.’
‘Allemaal kletskoek, gelul, bedoeld om van Che een mythe te maken’, zegt Gary Prado in een van zijn vele interviews. ‘We overlegden met de president en besloten dat een proces een circus zou worden. We moesten hier zo snel mogelijk vanaf.’ Daarop gaf de toenmalige dictator van Bolivia het bevel om Guevara te vermoorden. Vier soldaten en drie onderofficieren meldden zich als vrijwilliger. Terán werd aangewezen. ‘En toen was het boem boem klaar’, volgens Prado.
Zou Terán op zijn 27ste geweten hebben wie hij doodschoot? Heeft hij ooit beseft wat de gevolgen waren? Zijn hele leven lang heeft hij gezwegen. Alle grote Che-biografen wilden hem spreken. Er is ook maar één foto van hem, destijds gemaakt door Michèle Ray van Paris Match. Tot aan zijn dood, door kanker twee weken geleden, speelde Mario Terán een schimmenspel. ‘Ik was het niet’, zei hij opnieuw tegen de journalisten van het blad El Mundo die hem een paar jaar geleden opspoorden in een huisje in Santa Cruz. ‘Er waren nog twee of drie anderen met dezelfde naam in het leger. Ik was het niet.’
Pas nu, na zijn dood, wordt duidelijk wie Terán bij zijn spel hielp: Gary Prado. Inmiddels generaal en een vooraanstaand lid van de separatistische beweging van Santa Cruz die het land tot twee keer toe op de rand van een burgeroorlog bracht. Hij wordt verdacht van een moordcomplot tegen de inheemse Evo Morales en het trainen van de rechtse doodseskaders van Santa Cruz. ‘Ik heb altijd contact met Terán gehouden’, zei Prado na diens dood tegen de lokale krant El Deber. ‘Toen die foto van hem uit Paris Match de wereld rond ging zei ik: je kan beter duiken. Hij heeft mij gehoorzaamd. Hij was een moedig man.’
Toch heeft ook Prado de mythe van Che niet kunnen tegenhouden. Pas na zijn dood werd Guevara een wereldicoon. ‘Hij was precies Jezus. Zijn haar, zijn ogen, ja het was Jezus Christus’, zei de oude Susana in het washok waar de beroemde foto van de dode Guevara met open ogen werd genomen. In ruil voor een flinke hand pesos wilde ze best vertellen dat zij degene was die Che daar had afgelegd. ‘Zijn dode ogen volgden me de hele tijd.’