
The Paris Review, no. 211 (Winter 2014)
Twee stukken die in deze aflevering van The Paris Review staan, interesseerden me op voorhand: het interview met Vivian Gornick en dat met Michael Haneke. Van Gornick las ik pas twee jaar geleden voor het eerst iets, óók in The Paris Review. ‘Letter from Greenwich Village’ was dat, en ik herlees het geregeld omdat ik me telkens afvraag hoe ze die lichte toon voor elkaar krijgt, zo’n mooie mengeling van dialoog, beschouwing, terloopsheid en onmiddellijkheid. En dan gaat het ook nog eens over een oude vriendschap, wat een soort huwelijk kan zijn maar dan nét helemaal anders.
Goed nieuws maak ik op uit het interview met haar, want er komt dit jaar een nieuw boek van haar uit en zo te lezen was ‘Letter from Greenwich Village’ daarvan een voorbode. The Odd Woman and the City belooft een memoir te zijn over haar dertigjarige vriendschap met Leonard, homo, over hun beider niet voor de hand liggende levens. ‘In short, we’ve both lived out our conflicts, not our fantasies.’ Het gaat om het feit dat zij alleen leven, zoals de helft van de New Yorkse populatie dat doet, en dat dat zo anders is dan de generatie van hun ouders. Hoe kan dat? vraagt ze op zeker moment aan Leonard [dit vertelt ze in het interview]. Onze ouders waren zo volwassen, ik heb het idee nooit volwassen te zijn geworden. Wie zijn wij? Leonard zegt dan tegen haar dat hun ouders niet meer volwassen waren dan zij, maar dat ze op zeker moment de deur doorgingen waarboven stond Huwelijk, en dat daar toen een pak en een jurk op hen lagen te wachten. Ze raapten die op en trokken die aan, en werden toen dat ding. ‘We, on the other hand, are standing here naked, that’s all.’
Vanaf het moment dat Leonard haar dit inzicht schonk – ze waren toen allebei in de veertig – probeerde Gornick een boek hierover te schrijven, vergeefs. ‘I had a situation but I couldn’t find the story.’ En toen schreef ze zomaar een stuk over hoe ze op een dag in de stad liep, op zoek naar verlossing – ik denk zomaar dat dit dat eerdere ‘Letter from Greenwich Village’ was – en kwam het over haar. Ze kon schrijven over haar en Leonard als ‘creatures of the city’. Opeens had ze de toon te pakken, ‘the persona’.
Inmiddels heb ik twee boeken van Gornick in huis gehaald, in afwachting van dat nieuwe. The Situation and the Story, een nieuwe editie ‘voor schrijvers, leraren en studenten’, is een elegante, handzame gids voor het schrijven van het persoonlijke essay, en – een net andere kunst - de memoir. Uit het interview blijkt ook al hoe goed Gornick in staat is te reflecteren niet alleen op andermans werk, maar juist ook op haar eigen werk, haar mislukkingen en haar succes. Hier loodst ze de lezer op een prettig intelligente persoonlijke toon door haar non-fictie-bibliotheek, langs grote essayisten als Joan Didion, James Baldwin en Natalie Ginzburg. Hoe komt het toch dat sommige schrijvers je het idee geven de waarheid te vertellen, je met een verweesd gevoel achterlaten als je hun boek uit hebt, terwijl de zinnen van anderen erbij liggen als dode honden? Hoe komt het dat je zelf soms niet anders dan dode honden lijkt te kunnen voortbrengen?
Het andere boek is het eerste boek – vertelt ze ook in het Paris Review interview – waarin ze haar stem vond, het is een memoir dat ze al schreef in 1987, Fierce attachments. Haar verteller, Vivian Gornick, wandelt hierin als ze vijftig is met haar moeder door de Bronx in New York waarin ze is opgegroeid, en haalt samen met haar moeder herinneringen op. Geen cosy chitchat, maar een aaneenschakeling van ruzies en gebekvecht, over vrouwen, mannen, seks, geld, werk. Deze memoir blijkt in de jaren tachtig ook in het Nederlands te zijn vertaald, onder de titel Een hechte band. Het ademt sterk de feministische tijdsgeest, in combinatie met die van de jaren tachtig, toen alle mannen nog openlijk uit waren op één ding. Wat lijkt dat lang geleden.