Jan Greven, Aartje. Gedachten bij de dood van een kind. Prometheus, 208 blz., € 19,95

Ik weet niet of ik dit boek opgepakt zou hebben, als ik Aartje niet gekend zou hebben. Waarom zou je willen lezen over de dood van andermans kind, wat zou dat voor een naargeestige vorm van ramptoerisme zijn? Beetje onzinnig natuurlijk, want als ik er even iets langer over nadenk heb ik best veel persoonlijke memoirs gelezen die geschreven zijn als een soort cri de coeur, opgetekend vanuit de diepste krochten van het bestaan; de beste, waarlijkste geschriften worden vaak in nood geboren.

‘Als je niet beschadigd wilt worden, moet je niet liefhebben. Als je niet wilt lijden, moet je je niet hechten.’

Het geldt ook voor dit boek, geschreven door een vader die zijn kind verloor, met dien verstande dat naast nood vooral liefde de toon bepaalt. Jan Greven wil niet dat Aartjes leven alleen nog maar vanuit haar vroegtijdige dood wordt bezien, dat altijd het verdriet de schaduw erover heen werpt. En dus volgt hij het pad terug, naar de dag dat ze werd geboren, achtendertig jaar geleden, en loopt hij met een hinkstapsprong door haar leven, voorzover hij dat leven kende.

Omdat Aartje zo’n bijzonder persoon was, die zich misschien wel liever niet wilde laten kennen, is dit een indrukwekkende getuigenis geworden. Dat heeft er natuurlijk alles mee te maken dat ze een vader had die goed en graag naar haar keek. Hij kende zijn dochter, ook al bleek ze veel voor hem en voor haar moeder verborgen te houden. Er waren nogal wat pijnlijkheden in haar leven, waarvan een aantal in dit boek worden geopenbaard. Meer nog dan over de dood zette dit boek mij dan ook tot nadenken over hoe naasten elkaar om de tuin kunnen leiden, waarom ze dat doen, en hoe je moet reageren als taaie leugens aan het licht komen. Dat geliefden elkaar kunnen bedriegen wist ik eigenlijk wel, maar dat ook kinderen hun ouders een ander beeld van zichzelf willen voorspiegelen dan gerechtvaardigd, en dat het hier in feite lastiger op reageren is (zoals Greven nuchter opmerkt: je geliefde kun je verlaten, je kind niet), daar had ik nog niet in die mate over nagedacht.

‘Als je niet beschadigd wilt worden, moet je niet liefhebben. Als je niet wilt lijden, moet je je niet hechten.’

Het zijn de sleutelzinnen wat mij betreft van dit geschrift, waaruit Aartje oprijst zoals ik haar ook nog voor me zie, iemand die het zichzelf en anderen niet makkelijk maakte, maar die ook een ontstellende liefheid om zich heen droeg. Het is fijn om te lezen hoeveel er van iemand gehouden kan worden, niet ondanks ‘alles’, maar juist dankzij.