Bij terugkomst van vakantie lagen er ongeveer twintig pakketjes (boeken) op me te wachten, en zo’n tien drukproeven. En dit is alleen nog maar thuis. Bij het uitpakken viel me meteen eentje op. Lynx en andere verhalen, van Rebecca Lee. Ik had nooit van de schrijfster gehoord, maar de combinatie van titel en omslagbeeld (wat heeft het beest nu in z’n bek?) sprak me aan, en ja, ook de blurb van Jonathan Franzen las ik toch geïnteresseerd: ‘Prachtig en gestoord en met niets te vergelijken. De humor lokt je naar binnen, de scènes verleiden je, de poëzie raakt je diep in het hart.’ Misschien naïef, maar Franzen lijkt me zuinig met zijn aanbevelingen. Laat ik het zo zeggen: ik ben nog geen enkele keer teleurgesteld geraakt als ik afging op zijn juichkreten. Amity Gaige, Paula Fox, de man heeft smaak.

Rebecca Lee is een ontdekking. Ik heb nu drie van de zeven verhalen gelezen, en ze zijn …. Ik zit nu al heel lang na te denken over een passende kwalificatie. Ja natuurlijk, ze zijn goed, mooi, origineel, maar dat zijn holle woorden, ik vind ze eigenlijk verbijsterend. Franzen heeft het over ‘gestoord’, en ik hou niet van gestoord, maar dit zijn gestoorde verhalen op de best mogelijke manier, namelijk aanvaardbaar, voorstelbaar, ‘gewoon’ zelfs in zekere zin. De verhalen zijn te vergelijken met die van Lorrie Moore, maar dan net een tikkeltje wilder, springeriger, minder psychologie en meer raadsels nog. Omdat de raadsels en het springerige zich afspelen binnen wel telkens een stevige context, bijvoorbeeld die van een huwelijks etentje met vrienden, of binnen de vakgroep van een universiteit, of die van de relatie met een misschien niet zo betrouwbaar iemand, kun je alles aan, sterker nog: de verhalen zijn erg spannend, meteen, vanaf de eerste zinnen. Heel matter-of-factly worden de meest verschrikkelijke dingen beschreven, in een bijzondere combinatie van praterigheid en poëzie, plat en verheven. In het derde verhaal houdt de ik-figuur een lezing waarvoor ze zich diep schaamt, en ondertussen ziet ze haar ouders in het publiek zitten, aanvankelijk blozend van trots, naarmate ze haar verhaal vordert ziet ze ‘het mechaniek van ouderschap dat ze in de loop der jaren steeds verder hadden verfijnd, waarmee alles wat ik deed werd vertaald in iets moois, verhelderends, veelbelovends, een beetje beginnen te tollen op zijn wielen.’

Gevoelens van vriendschap, schaamte en wantrouwen vinden bij Rebecca Lee hun perfecte articulatie. Het is een tijdje geleden, maar deze verhalen zou ik het liefst hardop willen lezen, heel langzaam en duidelijk, ik weet zeker dat ze dan nog meer tot hun recht komen, dat ik er nog meer om zou moeten lachen, bij zou griezelen, me erom zou verbazen.