Hanna Bervoets, En alweer bleven we ongedeerd. Atlas Contact, 224 blz., € 14,99
Ik las ooit in een interview met haar, dat Hanna Bervoets er een heel strikte schrijfverdeling op na hield. Ze werkte een periode van ik dacht een paar weken achter elkaar aan een roman, en dan weer een paar weken aan haar columns. Dat maakte indruk op mij, vooral het idee dat je een tijdje lang niets anders doet dan columns schrijven, dat je een voorraadje aanlegt dus. Het was alsof ze daarmee ook iets zei over de urgentie van haar columns, alsof die er namelijk niet was. In eerste instantie dacht ik: hé wat gek, ondergraaf je daarmee niet de waarde van je column die toch wekelijks bij een krant verschijnt? Maar ik voelde ook wel iets van jaloezie schrijnen. Wat een ordelijkheid! Een ordelijkheid die bovendien vruchten afwerpt, want Bervoets is een van de productiefste en interessantste schrijvers van Nederland. Ze heeft helemaal haar eigen ‘niche’ gevonden, met haar spannende, filosofische romans waarin vaak één idee – in haar laatste roman Efter was dat het gegeven dat er een medicijn tegen verliefdheid op de markt werd gebracht – op vernuftige, literaire wijze wordt uitgewerkt.
Haar columns vormen in zekere zin een verlengstuk van haar werk op de langere baan, en wat dat betreft heeft ze ook niet echt een actualiteit nodig om bij aan te haken. Het zijn een soort proefballonnetjes waarin ze een hypothese onderzoekt, kleine dagelijkse rituelen onder de loep neemt, modieuze verschijnselen bevraagt. Dat klinkt wat abstract, en dat zijn haar columns ook een beetje. Hyperpersoonlijk, maar toch op afstand.
De column ‘Dagelijks’ begint bijvoorbeeld zo: ‘Laatst zat ik op de mat in mijn hal mijn schoenen aan te trekken. De rechterschoen zat al aan mijn voet, de linkerschoen had ik nog vast. En opeens vroeg ik me af: Waarom doe ik dit eigenlijk zittend, en niet, nou ja, staand?’ Een oprisping die leidt tot het nadenken over nog meer handelingen die gepaard gaan met onnadenkendheid, en uitmondt in een soort conclusie, grappig en licht, maar toch ook weer tot nadenken stemmend, namelijk het voordeel verbonden aan onze dagelijksheden belangrijk maken. En nu heb ik het heel ingewikkeld samengevat.
Ik houd eigenlijk niet zo van bundelingen columns – de lichtheid van een column kan ik het meest waarderen te midden van de dagelijkse rampspoed - maar de columns van Bervoets blijken juist beter nog te werken in boekvorm. Soms vond ik ze in het Volkskrant Magazine waarin ze oorspronkelijk verschenen wel erg droog op de een of andere manier, of net even te onthecht, maar hier krijgt haar originele, mathematische geest volop de kans te meanderen. Snel zocht ik naar de columns die ik had onthouden. ‘Show’ bijvoorbeeld, die begint met ‘Ik ga dus wel eens naar een modeshow’ en een paar regels verderop mijn favoriete zin: ‘Ik vind mode prima.’ En ‘Fase’, over wel en niet kunnen meegroeien met je vrienden. En haar laatste column, die staat ook hierin gelukkig, ook als slot. Met als onderliggende kwestie: ‘Wat als we onze vriendenkring nu eens als een cirkel zien?’ Een prachtig slotakkoord.
Nu ik de columns zo bij elkaar zie, zie ik wat ze bijeenhoudt. Op een per se niet-sentimentele manier redeneert Bervoets over houdbaarheid, en ja, die strekt zich bij haar net zo makkelijk uit tot verschijnselen en theorieën, kipcorn en mode, liefde en vriendschap.