Als het enigszins kan, probeer ik het te vermijden om over een boek te schrijven dat ik slecht vind. Zeker op deze plek, waarom zou ik? Toen boeken nog boeken waren had ik nota bene gekocht ter ontspanning. Het leek me fijn, en interessant, een beetje nostalgisch leesvoer voor de boekenliefhebber. Zo wordt het gepresenteerd. ‘Dit is een liefdesgeschiedenis..’ begint de achterflaptekst. Nu is het eerste wat ik mijn studenten Literaire kritiek afleer de flaptekst bij een beoordeling te betrekken, maar als consument ga je ook maar ergens op af. De auteur, Jonathan Galassi, is uitgever bij Farrar, Straus and Giroux, ik kende zijn naam niet, die van de uitgeverij natuurlijk wél. Nou ja, ik kan er lang en kort over zijn: dit is een heel raar boek. Met een roman heeft het niets te maken. Dat komt niet omdat het een mengeling biedt van échte en nep-informatie – Galassi is, weer de flaptekst, de redacteur van Lydia Davis, Jonathan Franzen en Scott Turow; in dit boek krijgt iedereen een andere naam, en soms ook weer niet; dit is nogal irritant, maar het is een keuze – maar omdat het geschreven is als een indicatieve samenvatting. Na dertig bladzijden dacht ik: oké, let it roll, na vijftig bladzijden ja ja ja genoeg inleiding, en na 120 bladzijden wist ik dat het niet meer goed kwam. Hier is een verteller aan het woord, een topredacteur bij een gerenommeerde uitgever die in continue concurrentie is verwikkeld met een andere gerenommeerde uitgever, die de hele tijd aan het vertellen is wat er is gebeurd in de voltooid verleden tijd zonder dat er een spatje dialoog, een flintertje schimmigheid, een dotje actie aan te pas komt. Zelden zulk dooiebomenproza gelezen. Het meest curieus aan het hele geval is misschien wel dat het andermaal bewijst dat wie zijn hele werkende leven High Literature hoog in het vaandel heeft, schrijvers begeleidt, manuscripten redigeert, er zelf helemaal NIETS van kan bakken. En toch is het schokkend. Hoe ijdel moet je zijn om dit als roman de wereld in te willen sturen? Je wéét toch wat een roman is? Ook zoiets pijnlijks: het verhaal gaat om een dichteres, een hele beroemde dichteres die op haar tachtigste nog steeds iedereen naar haar pijpen kan laten dansen (op zich een hoopgevend gegeven), en van wie in dit boek de meest idiote en erbarmelijke poëzie wordt afgedrukt.
Oké. Wie houdt van dit soort boeken, waarin een inkijkje wordt geboden in de literaire wereld, waarin de spot wordt gedreven met het na willen pluizen van schrijversreputaties, waarin mensen elkaar naar het leven staan omwille van literaire erfenissen, die heeft minstens drie geweldige romans te lezen:
Carol Shields, Swann: A Mystery (1987)
A.S. Byatt, Possession (1990)
Henry James, The Aspern Papers (1888)
Balzac is natuurlijk ook mooi. Verloren illusies (1837).