
Ik wil eigenlijk nu meer van Jane Kenyon lezen, op wier ‘Let evening come’ ik stuitte via het openingsverhaal van Rebecca Lee’s Lynx – ik blijf het een wonder vinden, je typt een dichtregel in en een ongekend poëtisch universum opent zich voor je op een staalgrijze zondagochtend – maar Svetlana Alexijevitsj heeft de Nobelprijs voor literatuur gewonnen, en nu valt het boek binnen dat ik had besteld, en het andere boek ligt voor me klaar in de bibliotheek, het nog weer andere boek neemt morgen iemand voor me mee, en dan is er ook nog de Duitse pdf van het boek van haar dat ik het liefst wilde lezen.
Als het allemaal goed gaat, en het niet al te veel proeft als mosterd die na de maaltijd komt, schrijf ik een stuk over haar dat niet komende maar vólgende week in De Groene staat.
Nu dan maar even niet de actualiteit schuwen, en alvast wat schrijven over het boek van haar dat ik hier al heb, In de ban van de dood, en dat fascinerend is, al vind ik dat altijd een beetje een gratuite term. Maar ik weet nog niet hoe ik het anders zou moeten zeggen. In haar voorwoord schrijft ze zelf bang te zijn voor haar boek, dat ze het liefst niet zou weten waarnaar ze zelf op zoek is geweest. Ze heeft verhalen verzameld van zelfmoordenaars, die opgetekend uit de mond van een naaste die achterbleef, of uit eigen mond als de poging mislukt was.
In haar voorwoord legt ze iets essentieels uit over wat deze verhalen verbindt: het zijn geen individuele gevallen van zelfmoord, zelfs geen sociale, dit zijn politieke slachtoffers van het Sovjetregime. Het gaat om mensen die niet meer wilden leven omdat zij de grote veranderingen in het Rusland van na het socialisme niet konden begrijpen of verdragen. Dit boek is geschreven begin jaren negentig vorige eeuw; volgens de statistieken zouden alleen al in 1991 60.000 mensen zelfmoord hebben gepleegd.
Het is meteen de meest zakelijke informatie die ik kan geven, ook nog eens dankzij de achterflap, want Alexijevitsj blijkt een lyrisch schrijver, die veel werkt met gedachtepuntjes en – streepjes, exclamaties als ‘Ideeën hebben geen pijn. Met de mensen heb ik medelijden.’ Ik denk dat ik er nog even in moet komen, in de Russische ziel, zelf geeft ze ook een verklaring: ‘Wij mensen uit het socialisme lijken en lijken niet op alle overige mensen. We hebben een eigen taal, eigen voorstellingen over goed en kwaad, over zonden en martelaren. We lijken en lijken niet op mensen in het algemeen, precies zoals iemand die is vrijgelaten uit de gevangenis lijkt en niet lijkt op de overigen in de massa.’
Ik heb nu een paar van de verhalen gelezen en die zijn keelsnoerend en deprimerend. Tegelijkertijd werkt dan de lyrische aanpak van de schrijfster heel sterk, de verhalen worden er draaglijk van. Een vrouwelijke ingenieur, 36 jaar oud, die zichzelf probeerde te vergiftigen door azijnconcentraat te drinken, komt bij in het ziekenhuis, het lijkt alsof ze ons vanaf haar bed toespreekt, in een soort delirium. ‘Voor mij is de wereld nu als het ware een stuk opgeschoven … Ik herinnerde me dat ik een man had en een zoon… en dat ik van hen hield.’ In luttele bladzijden wordt duidelijk hoe iets van buiten je leven kan perverteren; ‘Ze hebben het schema kapot gemaakt waarmee ik wist hoe ik moest leven.’
Dan is er bijvoorbeeld ook ‘Het verhaal van een meisje, dat wilde dat iemand van haar hield, al was het haar mama maar’, dat 25-jarige meisje, studente aan een medisch instituut, is het wél gelukt, haar verhaal wordt gedaan door een vriendin. ‘Waar ze op dat moment mee zat, waar ze over nadacht, dat drong pas veel later tot me door.’ En een akelig verhaal van een moeder, die haar Igor van 14 verloor. ‘Misschien wilde hij alleen maar een blik werpen over de rand?’ Aan de politieke dimensies van het een en ander moet ik nog een beetje toe zien te komen.
Svetlana Alexijevitsj, In de ban van de dood. Vertaald door Egbert Hartman. Pegasus, 1996 (alleen nog tweedehands verkrijgbaar).
Beeld: Svetlana Alexijevitsj in 2013. Foto Elke Wetzig