Richard Ford, De sportschrijver. Vertaald door Frans van der Wiel. Contact 1988

Wat ik lees. Achterflappen. ‘Wie steeds maar hoort dat hij deel uitmaakt van een plaag gaat dromen van zijn eigen einde.’ Of: ‘Een mokerslag van een roman. Een meesterlijk verhaal over verlies, troost en houvast.’ Ik sla willekeurige pagina’s op. Stuit alleen maar op woorden als ‘doodsverzoek’, ‘schietschijf’, ‘kots’ en ‘angst’. Misschien heb ik vandaag de verkeerde bril op.

‘De wereld is plezieriger en minder dramatisch dan schrijvers ooit zullen toegeven,’ schrijft Richard Ford in De sportschrijver. Het boek dateert van 1986, ik denk dat ik het zo’n jaar of drie geleden voor het eerst las en sindsdien kan ik het op willekeurig welke plek openslaan.

Half september interviewde Obama de schrijfster Marilynne Robinson. Ik dacht dat ik haar werk heel mooi zou vinden, misschien vind ik dat ook wel, maar er is ook iets wat ik moeilijk, lees: licht afstotelijk vind. Maar goed, ik geef het nog een kans. Ik kan niet eens zeggen wat het is, behalve het consequent ernstige. Ze zei wel iets heel moois tegen Obama, toen hij tegen haar zei dat hij niet begreep waarom hij zulke interessante, goedwillende mensen tegen kon komen, maar zich regerenderwijs altijd tegenover een woedende, kolkende massa bevond. Robinson zei tegen hem iets soortgelijks als wat ik hier net citeerde van Richard Ford. Het heeft te maken met wat mensen denken dat de waarheid is. Net zoals dat kritiek wordt versleten voor intelligentie.

Mijn voetnoot van de dag: iets omarmen kan ook zo z’n charme hebben.