Eindelijk kan ik weer even lezen waarin ik zin heb. Twee boeken keken me met name aan: Carol, de net verfilmde roman van Patricia Highsmith, en Furie en fortuin, van de mij tot voor kort onbekende Lauren Groff die me sympathiek loenzend aanblikt vanaf de achterflap. Het enthousiasme van mijn collega, én dat van Barack Obama die Fates and Furies uitriep tot zijn beste boek van 2015, deed me hiernaar grijpen. Ik ben er nu totaal in verzonken, Groff schrijft als een beest, een raar ongetemd beest, niet gehinderd door grammaticale of semantische conventies roept ze een schitterende wereld op van geld, talent en liefde, schetst ze in snelle grepen complete levens van wieg tot graf, en houdt ze je permanent bij de les, al was het maar omdat je je de hele tijd afvraagt: waar gaat dit naar toe? Toch is het een buitengewoon bekend vertelprocedé dat ze in dit verhaal van een huwelijk toepast: de ene helft van de roman wordt verteld vanuit het perspectief van de man, de tweede door dat van de vrouw.

Ik ben nog lang niet bij de vrouw aanbeland, zie haar nu alleen nog maar door de ogen van anderen, Mathilde, zij is de uitverkorene, onverwacht, want ze lijkt een beetje gewoontjes, en permanent ook een beetje ongelukkig. Maar Lotto, die eigenlijk Lancelot heet, de reus, de geweldenaar die zichzelf een Shakespearewaardig acteur waant, kan niet van haar afblijven, voor háár wil hij het allemaal doen.

Ze zijn 22 als ze in het geheim met elkaar trouwen – de moeder van Lotto zal het hem nooit vergeven – en de hysterie spat van meet af aan van de pagina’s. Of nou ja, hysterie, dat is het als je de alinea’s sec bekijkt. Dit bijvoorbeeld: ‘Een eenheid, huwelijk, uit afzonderlijke delen gesmeed. Lotto luidruchtig en vol licht, Mathilde stil en op haar hoede. Je zou geneigd zijn te denken dat hij de beste helft vormde, degene die de toon zette. Het is waar dat alles wat hij tot dan toe had geleefd gestaag naar Mathilde had toegewerkt. Dat als zijn leven hem niet had voorbereid op het moment waarop zij ten tonele zou verschijnen, ze geen “zij” zouden zijn geweest.’

Groff schrijft lomp en etherisch tegelijkertijd, schitterende vergezichten paart ze aan warmhuiselijke taferelen, dit alles met benijdenswaardig zelfverzekerde pen. Het lijkt me tenminste dat alleen een zelfverzekerd schrijver zo onthecht, zo tinkelend, durft te schrijven. In korte passages, vaak enkele zinnen, die tussen vierkante haken zijn geplaatst, wordt commentaar op de personages geleverd als door een alwetende verteller, of een koor misschien. ‘[Laat hen daar achter, blijf hen zo zien: slank, jong, vanuit het donker naar de warmte komend, rennend over het koude zand en de rotsen.]’

Ik houd mijn hart een beetje vast voor Lotto en Mathilde, zoals ook hun vrienden weddenschappen afsluiten op de bestendigheid van hun huwelijk. Blijven ze schitteren? Of gaan ze sneuvelen?

‘Weet je nog dat we vroeger op nieuwjaarsdag seks hadden nog voordat we naar bed gingen? Een lichamelijke inzegening van het nieuwe jaar,’ roept hij naar haar door de deuropening, als ze net met hun vrienden de millenniumwisseling hebben gevierd. Waarop zij zegt dat als hij nu naar bed komt, hij haar mag nemen. ‘Maar niet boos worden als ik in slaap val.’ Hij kiest ervoor nog maar even in het donker te blijven zitten, te bedenken hoe hij hier was beland. ‘Dertig en nog steeds een nul.’ Commentaar van het koor: ‘[Misschien houden we zo meer van hem, nederig geworden.]’

Groff’s roman, een grillig en verslavend boek maar niet bepaald een allemansvriend, voert de bestsellerlijst in Amerika aan. Toen de schrijfster hoorde dat Obama Fates and Furies had uitverkozen als zijn favoriet, twitterde ze: ‘That’s it. I retire.’