
Katie Roiphe, Lof van het rommelige leven. Essays. Vertaald door Toon Dohmen. De Bezige Bij 2013
Ik had dit al eens in het Engels gelezen, maar het blijkt geen enkel probleem de stukken nog eens in de Nederlandse vertaling die net uit is opnieuw tot me te nemen. Sterker nog, nieuwe dingen vallen me op. Bijvoorbeeld het verhaal – als je het een verhaal mag noemen, het is niet geschreven als een fictieverhaal, eerder als een bekentenis – ‘Mooie jongen, zwoele nacht’. Hierin verkent Roiphe haar eigen duistere motieven om de vriend van haar beste vriendin destijds in te pikken, voor slechts één nacht matig genoegen. Een mooi terloops verteld avontuur, waarin Roiphe zich afvraagt hoe het kan dat je je door iets laat meeslepen waarvan je weet dat het een einde kan maken aan het leven dat je tot dan toe hebt geleid. Met moeite weet ze een positieve draai te geven aan haar verraad: dat ze geleerd heeft zich minder star op te stellen, ‘omdat je dingen nu eenmaal nooit zeker weet’.
Een heel goed stuk vind ik ‘Helden zonder glorie’ waarin ze de oudere generatie Amerikaanse schrijvers – Roth, Updike, Mailer – vergelijkt met de jongere garde, zoals Franzen, Safran Foer en David Foster Wallace (ik weet nooit waar zijn voornaam eindigt en zijn achternaam begint). En dan met name in hun seks-behandeling. Wat op het eerste oog ouderwets seksisme en macho-vertoon bij de veteranen lijkt, tegenover vrouwvriendelijke ambivalentie bij de jongere schrijvers – veel ironie, knuffels en slaappartijtjes – krijgt een onverwachte waardering van Roiphe. ‘Vergeleken met de behoedzame, verstikte, ambivalente, eindeloos ironische benadering van hun erfgenamen heeft de houding van de schrijvers van de oude garde tegenover seks bijna iets romantisch: bij hen is er tenminste sprake van mysterie, van kracht. Er gebéúrt iets.’
Roiphe schrijft goed, helder en to the point, is belezen, heeft zelfspot en is niet per se bereid de zaak van haar zusters te dienen. Ze heeft het bijvoorbeeld over de neiging van vrouwen te willen lezen over gefnuikte vrouwen die zich in de buurt ophouden van mannelijke genieën. Alsof er een schimmige vijandige wereld zou bestaan die vrouwen van het hogere werk afhoudt.
Ook interessant is haar verhandeling over de obsessie met seksueel misbruik in onze huidige cultuur, die zich weerspiegelt in vele romans, die stuk voor stuk toewerken naar de allesverklarende factor. Het levert rechtlijnig, en in zekere zin plat drama op, ver verwijderd van ‘de alledaagse wirwar aan impulsen, verwachtingen, genoegens, teleurstellingen en depressies van een roman van iemand als John Updike, die het menselijk bestaan met gepaste verwardheid weet op te roepen.’
Daar hebben we ‘m weer: John Updike. Ik ga op reis en stop nú zijn The Maples Stories in m’n tas. Ik snak naar gepaste verwardheid.