Alice Munro, Open Secrets. Stories. Vintage, 1994

Ja toch maar weer Munro. Ik zit in Parijs, om zelf aan een boek te werken en heb stom genoeg veel te veel boeken meegenomen. Wat was ik denkende? Ik wilde niet eenzaam op een kamertje zitten zonder mijn trouwe metgezellen. Maar ten eerste viel het met dat eenzame kamertje wel mee. Ik logeer in de roemruchte kamer 42 van het Institut Neérlandais aan de Rue de Lille. Een somber hol, volgens sommigen, een feest, volgens anderen. Ik heb beide beleefd de afgelopen anderhalve week. Wat me bij voorbaat weemoedig stemt is dat dit straks ophoudt te bestaan. Ik zie door de vitrages heen soms wat duidelijk hooggeplaatste of anderszins losgezongen personages voorbij komen wandelen over de binnenplaats, en denk: wat gaan ze hier straks doen dan? Ik kan hier niet mijn kloostercel uitkomen of er staat wel weer een of ander gezelschap te trappelen om ofwel een expositie te bezichtigen over de 17de eeuwse gravures van Hieronymus Cock of de boekontwerpen van Irma Boom. Vanmiddag raakte ik verstrikt in een groep studenten of scholieren terwijl ik de Quai d’Orsay aan het oversteken was richting Place de la Concorde. Ze hadden allemaal een tasje bij zich met de initialen van het instituut.

Ten tweede. In den vreemde zijn het toch de basics waar je op terugvalt. Ik las dus maar weer eens een verhaal van Alice Munro, in de bundel Open secrets. Heel eerlijk gezegd was ik nooit voorbij het openingsverhaal gekomen, ‘Carried away’, ik heb er eerder over geschreven, en ook Joost de Vries schreef erover in zijn stuk over Munro toen bekend werd dat ze de Nobelprijs voor de literatuur had gekregen. Het is een verhaal waarover je lang kunt nadenken, vooral omdat het compositorisch zo ingenieus in elkaar zit. Maar eigenlijk geldt dat lange nadenken dus ook voor het verhaal dat erna komt, ‘A Real Life’. Opeens zag ik ook waar de zwarte humor van Munro in schuilt. Dit verhaal gaat over een vrouw die denkt te weten hoe een andere vrouw gelukkiger kan worden. In dertig bladzijden schetst Munro de contouren van drie (vrouwen)levens: getrouwd, zoekende, autonoom. Dorrie, de autonome, wordt beschreven als een grote, stevige vrouw met zware benen, kastanjebruin haar, een breed ‘bashful’ gezicht (wat betekent dat? Dat je erop los zou willen timmeren?; ik heb geen internet op kamer 42 en kan de betekenis niet opzoeken), en dikke sproeten. Je zou denken niet echt een aantrekkelijk type – ‘A man in the area had named a horse after her.’ - , maar zo gauw ze gaat vertellen over hoe ze ratten vangt, konijnen vilt en wilde katten afschiet blijkt ze in ieder geval één iemand totaal te betoveren. Als ik hier de precieze dramatiek van het verhaal zou proberen weer te geven, ondermijn ik de poëzie van Munro. Wat mij andermaal trof was de mengeling van héle grote lijnen – Munro schetst levens van geboorte tot dood en beyond – en krankzinnig triviale dialogen. ‘Waar was je. We zaten op je te wachten met eten.’ Zo’n mooi verhaal dit, over hoe een leven ook heel anders had kunnen verlopen. Duidelijk. Ik had in mijn koffer kunnen volstaan met Open Secrets.