
Dorinde van Oort, Paulus de Boskabouter, of Het dubbelleven van Jean Dulieu. Cossee 2012
Biografieën geschreven door bloedverwanten vind ik mateloos interessant. Vaak is het een manier om alsnog greep te krijgen op iemand die bij leven onbenaderbaar was. De zoon van Oscar Wilde schreef een ontroerend, inzichtelijk portret van zijn vader, de dochter van Alice Munro ondernam een dappere speurtocht naar haar moeder. Dat liefde alsnog de grondtoon is, en niet rancune of frustratie, maakt zo’n onderneming al bijna per definitie waardevol. Nu lees ik de biografie die de dochter van Jean Dulieu schreef over haar vader, de schepper van Paulus de Boskabouter. Op zich niet iemand die mij a priori interesseerde, al was het maar omdat ik die verhaaltjes van Paulus de Boskabouter nooit zo leuk vond. Achterin haar boek geeft Dorinde van Oort het ‘basisschema’ van de Paulusverhalen, dat binnen één pagina verteld is. En zo teruggebracht tot het simpele gegeven van een kabouter die lekker in zijn boom in het Grote Bos woont, met zijn vrienden de uil en de raaf, en die in zijn losgezongen leventje wordt gedwarsboomd door een heks en haar vazal, een gluiperige kale kraai, is het bijna lachwekkend zo eenvoudig Freudiaans deze wereld te duiden lijkt. Als iets deze fascinerende biografie duidelijk maakt, is het wel dat een hele generatie kinderen de persoonlijke demonen van Dulieu met de paplepel naar binnen gegoten kreeg. Met een ongelooflijke toewijding reconstrueert Van Oort de groei van een getormenteerd talent, iemand die tot meer in staat was dan hij aankon, en die van jongs af aan verpletterd dreigde te raken door dominante geesten en grootse verwachtingen. Deze biografie maakt een waarachtige indruk, vanwege de rijkdom van de bronnen – brieven, dagboeken, interviews – en de analytische durf van de schrijfster.