
Christiaan Weijts, Achternamiddagen. De Arbeiderspers 2014
Gisteravond werd in het souterrain van De Groene Amsterdammer aan het eind van een onstuimige literaire talkshow het nieuwe boek van Christiaan Weijts ten doop gehouden. Tot mijn verrassing bood hij het eerste exemplaar aan mij aan, ik was blij maar verviel pardoes in stilzwijgen, het was geloof ik niet heel erg akward – Kees ’t Hart had al een lange lofrede gehouden, geregeld door Christiaan’s gemompel en gesputter onderbroken - , maar ik vervloekte mezelf wel. Waarom altijd maar m’n mond houden? Dit had ik hem en het publiek willen zeggen, moéten zeggen:
Ik weet niet precies hoe lang nu, maar al een paar jaar delen Christiaan en ik een column. De ene week hij, de andere ik. Ik kende hem nog niet persoonlijk toen ik hem benaderde voor deze column, er was iets in zijn schrijfstijl waardoor ik dacht dat hij een goeie stem voor De Groene zou zijn en een geschikte partner voor mij. Het is het soort verzoek waarbij je in eerste instantie kunt denken: we kijken het een jaar aan, en voor je het weet zit je in een lang en stevig huwelijk. Meer dan ik dat doe schrijft Christiaan over ‘kwesties’, waaraan hij echter altijd een sterke persoonlijke draai geeft. Nu ik veel van de voor mij bekende columns in deze gebundelde vorm terugzie, valt mij des te meer op wat een fijnzinnig observator hij is, een nieuwsgierig lezer met een heel eigen smaak en een originele denker. Hij is eerlijk, ook ten opzichte van zichzelf, en dat maakt zijn columns – blijkt nu – ook buiten de context van De Groene zo buitengewoon goed om te lezen. Hij is natuurlijk ook gewoon heel geestig. Door de indeling die hij heeft gemaakt in Schrijven, Lezen en Gelezen worden, winnen zijn stukken alleen maar aan waarde.
Nieuw voor mij is het Zelfportret in alfabet. Als ik het lemma ‘sociale vaardigheid’ lees, moet ik terugdenken aan de eerste keer dat ik hem zag. Heel lang geleden, volgens mij was hij toen net gedebuteerd, het was op de een of andere presentatie bij De Arbeiderspers. Hij stond te oreren, niemand op wie dit werkwoord zozeer van toepassing is als op Christiaan, in gezelschap van nóg grotere ballen dan hij zelf was. Dit schrijft hij in Achternamiddagen:
‘Sociale vaardigheid – Je neiging om bliksembezoeken te brengen aan het publieke leven. Nooit ergens aarden, nergens stamgast worden, en alleen hier en daar, even vluchtig als onverwacht, opduiken, een boel kabaal trappen of juist opvallend teruggetrokken blijven – ook daarin ongewis blijven.’
Wat volgt is nog mooier dan dit, uitwaaierend naar ‘echt’ contact, het geschrevene versus het gesprokene. Het laatste wat ik gisteravond van Christiaan zag was zijn zwaaiende arm, de nacht in, richting kabaal en vrolijkheid.