Joyce Carol Oates a.o., Where are you going, where have you been? Rutgers Univ. Press 1994

Willen en niet willen, daar schrijf ik een essay over, het eerste waaraan ik dan denk is de film Smooth Talk, met Laura Dern, de geweldige Laura Dern die zo’n mooie smartelijke mond heeft in Wild at Heart. In Smooth Talk speelt ze een teenager, alleen thuis, op een snikhete dag. Ouders en brave zus zijn ergens aan het barbecueën, Connie is alleen met haar trashy daydreams, ze wast haar lange blonde haar, draait haar plaatjes, heeft vage beelden in haar hoofd.

Ik zag de film jaren geleden op tv, maar het gedraai van Dern op de porch van haar ouderlijk huis, die langzaam in verleiding wordt gebracht in de auto te stappen van een véél te oude jongen, is me haarscherp bijgebleven.

Ik zocht wat op over deze film, van 1985 dateert hij, en kom er nu pas achter dat het scenario is gebaseerd op een kort verhaal van Joyce Carol Oates, ‘Where are you going, where have you been?’, haar meest beroemde en meest gebloemleesde verhaal schijnt het te zijn, maar ik kende het niet. Sterker nog: het wordt een feministische klassieker genoemd. Er is een aparte uitgave aan gewijd, met een introductie van Elaine Showalter, het verhaal zelve, een essay van Oates over de verfilming, het stuk over de serial killer uit Life Magazine dat haar tot inspiratie diende, en maar liefst tien essays over verhaal en/of film. Ook de film zelf schijnt the subject of much feminist debate te zijn (geweest), ik was geheel en al oblivious.

De ambiguïteit van het 15-jarige meisje – everything about her had two sides to it - heeft Oates prachtig gevangen in haar verhaal; het is een terugkerend thema in haar werk, het hele blubberige gebied tussen romantische verlangens en seksueel geweld, vaak tegen de achtergrond van een conflictueuze moeder-dochterrelatie. In een paar dodelijke regels zet Oates de moeder en de dochter neer, de moeder die haar tijd heeft gehad en gek wordt van de dochter die de hele dag in de spiegel kijkt - You think you’re so pretty? – en droomt dat alles zo is als in de film of zoals beloofd wordt in liedjes.

Het is een ogenschijnlijk simpel verhaal, en ook echt kort, met een grote onderhuidse dreiging, heel gecondenseerd geschreven. Het doet me denken aan een ander beroemd kort verhaal, ‘A Good Man is Hard to Find’ van Flannery O’Connor. Vergeleken met Oates is O’Connor alleen extremer, openlijk gewelddadiger ook. Het griezelige van Oates’ verhaal is de huiselijkheid, en de voorstelbaarheid. Langzaam wordt Connie ergens in gepraat – She couldn’t decide if she liked him or if he was just a jerk – en eenmaal een tree genomen, het trappetje van de porch af, is er geen weg meer terug.

Ik moet het feministische debat er nog op na slaan, maar dat zal dan wel gaan om de vraag of Connie een slachtoffer is of niet. Terwijl de kracht van verhaal en film natuurlijk is dat dat in het midden wordt gelaten. I’m your lover, zegt de creep. You don’t know what that is but you will. Ja, en daar gaat ze.