Astrid Theunissen, De schelmenjaren van Martin Bril. Meulenhoff 2014

Komende week is het alweer vijf jaar geleden dat hij overleed. Journaliste Astrid Theunissen geeft in dit boek een meeslepend en onthullend inkijkje in de productieve jaren van Martin Bril. Ik heb het ademloos gelezen. Met ‘onthullend’ bedoel ik dat het een helder licht werpt op hoe Bril te werk ging, wat zijn ambities waren, hoezeer hij door onrust en geldingsdrang werd gedreven. Of het allemaal klopt, zeker weten doe je dat natuurlijk nooit, maar ik vind het wel zeer geloofwaardig. Theunissen heeft met heel veel vrienden en bekenden van hem gesproken, en schrijft haar bevindingen tamelijk sec op, niet op een vervelende manier suggestief, roddelig, kwaadaardig of bewonderend. Gewoon een goed geschreven document over iemand die nog steeds zeer nabij lijkt, en van wie je dit ook allemaal wel wil weten. Je zou willen dat meer van dit soort journalistieke biografische portretten verschenen van interessante tijdgenoten, ik had graag zo’n boek gelezen over Renate Rubinstein bijvoorbeeld, of over Martin van Amerongen. Nu is het soms net alsof tegen de tijd dat er een tot in de komma’s verantwoorde biografie in drie delen verschijnt van iemand, die persoon al zo lang dood is dat ’t je ook een beetje worst zal wezen wat er nog te melden valt. Ik vind het ook volkomen begrijpelijk dat de weduwe Bril niet meewerkt aan een boek als dit. Het zou haar gecompliceerde en veelkantige relatie tot hem banaliseren, en eigenlijk is het zo ook mooier: het beeld van de schrijversvrouw is wel zo’n beetje in te vullen. Waardevol is het dat bijvoorbeeld de zus, Elfriede Bril, wel over haar broer wilde vertellen, en ook foto’s uit haar eigen archief aanleverde.
Waar ik echt van stond te kijken, wat ik ook niet wist, is dat Bril in feite alles zelf afdwong, hij werd nergens voor gevraagd, hij zorgde gewoon dat hij een column kreeg, eerst in Het Parool, later in de Volkskrant, en hij rustte niet voordat hij op pagina één stond. Mensen (collega’s, hoofdredacteuren) werden gek van hem, zo dwingend en aanwezig als hij was, in telefoongesprekken vooral, eindredacteuren zochten dekking als hij verhaal kwam halen vanwege een verkeerd geplaatste zin of een elders geplaatste punt. Ook typisch: Bril onderhandelde alleen met de baas. Amerikaans schijnt dat te zijn. Hij was altijd bezig om een hoger honorarium te ontvangen, schrok er niet voor terug om met een afsplitsing van zijn column - het Evelien-personage – gelijktijdig voor Vrij Nederland te schrijven, tot woede van Pieter Broertjes, en ook op eigen houtje zijn VK-column door te verkopen aan de Belgen.
Wat ik ook wel een staaltje van koopmanschap vind: hij zorgde ervoor op allerlei manieren gesponsord te worden. Toen hij ziek was en wekelijks een chemokuur moest ondergaan, maar eigenlijk in zijn huis in Frankrijk wilde verblijven, regelde hij het met de KLM dat hij gratis kon vliegen als hij af en toe KLM in zijn columns noemde. Hij kreeg een Volvo van de Volvodealer met eenzelfde soort afspraak. Toen hij met Bart Chabot en Ronald Giphart een theatertour maakte, belde hij Hans Ubbink op, en werden ze van pak en overhemd voorzien. Geregeld ging hij langs bij Ubbink, liep langs de kledingrekken, en zei dan: ‘dit hemd neem ik ook even mee.’
Hij kwam met veel weg, Martin Bril, en als je het allemaal zo leest, kun je je daar ook wel wat bij voorstellen. Een brok energie, een gelaagde onverschrokkenheid, altijd een beetje gemengd met verlegenheid ook, telkens oplaadbaar en ín voor een nieuwe passie, een nieuwe held. En ook iemand die zichzelf een paar keer uit de modder trok, heel erg verbeten op zoek was naar de vorm, naar zijn vorm, en moest accepteren dat een roman er niet echt in zat. Nou ja, jammer dan zou je kunnen zeggen, er tegenover staat een gigantische productie aan verhalen, reportages en columns, en vooral het feit natuurlijk dat hij school heeft gemaakt, en niemand hem is vergeten. Sterker nog: hij wordt nog steeds gelezen. Dat hij in herhalingen viel, wel erg handig was met varianten op zichzelf, het past allemaal wel in het beeld van de charmante sjacheraar, de driftige Macher. De foto’s in het boek stemmen dan ook erg weemoedig.