Herman Koch, Geachte heer M. Ambo/Anthos 2014

Voor de beoordeling van zijn roman doet het er niets toe wat een schrijver over zichzelf vertelt in een interview. Wel dacht ik Geachte heer M. iets beter te begrijpen toen ik las dat Herman Koch er lol in heeft verwarring te zaaien door gekke geluiden te maken op de roltrap in De Bijenkorf, of door zogenaamd zijn poes op straat te gaan zoeken. Vormden pesten en voor de gek houden altijd al belangrijke thema’s in zijn werk, in Geachte heer M. doet hij er nog een schep bovenop. Woede kleurt de roman, haat jegens de middelmaat, wat dat ook moge zijn, ergernis aan de mensheid. Ook dat zat in zijn eerdere romans, tot krankzinnigheid aan toe, maar nu valt de woede des te meer op, omdat er in deze roman een geschiedenis wordt verteld vanuit verschillende perspectieven. En verrek: iedereen praat, denkt en ziet hetzelfde, de oude schrijver, het 17-jarige meisje, haar vriendje, de jongere vrouw van de schrijver.

De oude schrijver zou zijn lezers het liefst per vrachtwagen afvoeren richting massagraf. ‘Pas als ze de vers uitgegraven kuil in het oog krijgen, begrijpen ze wat er staat te gebeuren.’ Het meisje ruikt bij haar wiskundeleraar het kaasplankje van de avond ervoor dat tussen zijn tanden is blijven zitten. Gelukkig kun je in noodsituaties net zolang op de zwakke plek van een leraar drukken – homo! – ‘tot hij ergens zou breken of scheuren’. Haar vriendje excelleert in banana split-grappen, inclusief verborgen camera, met ‘mensen die nog nooit iets hebben meegemaakt in hun leven en nu opeens wel.’ De schrijversvrouw ziet als ze naar andere vrouwen kijkt slachtoffers van hun eigen drank- en rookzucht, dode huid, gezichten als ‘een vervuilde rivier waar de laatste vissen al jaren geleden dood zijn komen bovendrijven’.

Zijn dit scherpe observaties, is het vilein, leuk? Misschien op het moment dat je achter je toetsenbord regeert, maar op papier is het een vlak vertoon van oninteressante pseudo-superioriteit. Koch vult zijn personages met hatelijkheid en wraakzucht, en maakt ze daarmee in plaats van groter en geheimzinniger kleiner en platter. Hij weet hoe hij scènes moet neerzetten, dialogen kan laten klinken, suspense opbouwen, en dus wordt de lezer vloeiend door de pagina’s heen geloodst. Heel soms klink er een tegentoon, een moeder die sterft, een zoon die wordt toegesproken, een te dunne jongen die zich voortbeweegt op groene kaplaarzen. Uiteindelijk verzuipt echter alle mogelijke drama in landerige negativiteit.