Nina Polak, We zullen niet te pletter slaan. Prometheus 2014, € 18,95

Aan haar zusjes draagt debutante Nina Polak (1986) haar roman Wij zullen niet te pletter slaan op, hoe gepast voor een roman die gaat over nestgevoel en apenliefde. Het motto ontleend aan Wordsworth zet de toon: ‘Ik draag mijn kindje en zolang/ Kan niets ter wereld me nog deren;/ Lief kind wees jij maar net zo blij,/ Mijn schat zou sterven zonder mij.’

In een indrukwekkend eigen stijl, zwierig en uitgebeend tegelijkertijd, schetst Polak de contouren van een ongewoon gezin, zoals ieder gezin ongewoon is op eigen wijze. Dit gezin wordt bestierd door twee moeders, Benya en Marie. Het verhaal begint bij de ontbinding, de moeders gaan uit elkaar.

‘“Echt gepraat wordt er niet meer, nee,” had Anna haar moeder Marie die avond tegen een gast horen fluisteren, terwijl Benya staand aan het gezelschap uitlegde hoe je op z’n Pools gevolgelte moest aanpakken. Er werd plotseling een onderscheid gemaakt tussen echt en onecht praten.’

Broer en zus zijn groot genoeg om hun eigen weg te gaan, voor zover je daar ooit groot genoeg voor bent. Anna, kinderboekenillustratrice, laat zich afleiden door het kunstproject van dierbaarste ongrijpbare vriend Manu, en raakt verward van alle billen, benen en borsten om haar heen. Broer Schard volgt zijn grote liefde tevens hartsvriendin Padma naar India. ‘Ja, hij zou haar volgen naar waar zij wilde zijn, ver van zijn verzopen thuis.’ Met mededogen en zachte spot volgt Polak haar personages in hun ononderdrukbare verlangen iemands favoriete mens te zijn.

We zullen niet te pletter slaan is een ernstige, slimme, grappige, wijze roman over grote levensvragen en kleine irritaties. Polak blaast de klassieke rite de passage nieuw leven in, en zet een wereld neer die er gisteren nog niet was. Een wereld bevolkt door personages die half geobsedeerd en half verveeld zijn. Door mensen met een levend hart. Waarin de een zich ergert aan de ademhaling van de ander. Waarin iemand het liefst zijn stoel achterover zou zetten om te gaan slapen tot hij veertig is. Waarin een ander personage ervaart dat het elastische kant van een onderbroek de laatste grens kan vormen tussen vandaag en de rest van haar leven. Anna, Schard, Benya en Marie. Oftewel Knoop, Kuif, Ben, Kip. Ik kende ze nog niet, maar ik weet nu zelfs waar hun hond het liefst slaapt.

‘Mensen zijn niet op de wereld gekomen om te doen wat hun vader en moeder ook al gedaan hebben,’ houdt Benya haar dochter voor.

Ik moest denken aan andere gedenkwaardige debuten, van grote schrijfsters vermomd als meisje. Bonjour tristesse. The heart is a lonely hunter. De stijl zelfverzekerd, in een bijzondere mengeling van rationeel en sensitief, de stem helder.

Polak’s roman gaat over het pijnlijk besef van ouderlijke feilbaarheid en het er niet minder op wordende verlangen naar geborgenheid. Het gaat over goede liefde, sterke liefde, de beste liefde. Liefde zoals die zich in een onvoorziene gestalte aandient, buiten huisje en beestje om. Hoofse liefde. De liefde tussen broer en zus, die verrukkelijk vertrouwde mengeling van affectie en irritatie.

‘Is het ongeloofwaardig romantisch?’ vraagt Anna die niet genoeg kan krijgen van het verhaal van de ontmoeting tussen haar moeders.

Ja, het is ongeloofwaardig romantisch, precies zoals we het het liefst hebben. Wat een prachtdebuut.