
Richard Ford, The Sportswriter. Bloomsbury 2006 (1986)
Ik ga op vakantie, en was al een tijdje bezig boeken te verzamelen om mee te nemen. Richard Ford ligt bovenop, niet alleen met The Sportswriter, maar ook meteen maar met Independence Day waarover ik me heb laten vertellen dat het nóg mooier is, dat het echt iets voor mij is, etc. De kunst van het uitkiezen van het ideale vakantieboek is dat het bepalend wordt voor je vakantie, maar niet té. Ik twijfel dus nog of ik ook Schrijver ga meenemen, het vijfde deel van Mijn Strijd van Karl Ove Knausgard, dat ik al toegezonden kreeg als vooruitleesexemplaar maar dat officieel pas op 1 september zal verschijnen. Ik vind Knausgard geweldig, maar misschien net te absorberend om ook nog gewoon gezellig te kunnen functioneren.
Wat ik eigenlijk ook nu eindelijk wel zou willen lezen: Herzog van Saul Bellow, het ligt klaar, net als een heel mooie uitgave van de allereerste Agatha Christie die ik in mijn leven las en die ik de laatste keer dat ik in Londen was in een opwelling kocht. Ik was dertien en met m’n ouders en broer en zus op vakantie in Cornwall in een huisjespark, ik had alle vierentwintig bibliotheekboeken van iedereen al gelezen, en pakte toen maar uit arrenmoede het voddige boekje dat ik aantrof onder het tafelvoetbalspel in de kantine. And The Mirror Crack’d. Ik was gefascineerd van de eerste tot en met de laatste bladzijde. Dat alles zo goed klopte! En dat overal een reden voor was! Ben benieuwd hoe ik het nu lees.
Eigenlijk ben ik jaloers op mijn gezinsleden voor wie ik de ideale vakantieboeken heb gekocht: The Son van Philipp Meyer, de nieuwe Robert Galbraith oftewel J.K. Rowling, The Silkworm en van Ben Lerner Leaving the Atocha Station. Vooral op mijn zoon ben ik jaloers, want hij krijgt het laatste boek, het allerleukste dat ik vorig jaar las. Maar wie weet wat ze voor mij hebben gekocht. Al word ik zelf eigenlijk liever niet teveel verrast, lezen maakt ook tijdens vakantie deel uit van een plan.