Ineke van den Bergen, Lili Marleen in New York. Veen 1989

Ik kreeg deze maand een prachtig boekje toegestuurd. Een mooi gebonden boekje, met rode stofomslag en een witte papieren band met daarop simpelweg alleen maar in grote rode letters: Ineke. Het is het boekje dat de partner van Ineke van den Bergen, Bert Jan Kraal, maakte na haar overlijden op 16 mei dit jaar.

Ik kende Ineke van den Bergen niet persoonlijk, maar zij nam een speciale plaats in in mijn boekenkast, vooral met het boekje dat zij schreef over haar avonturen in New York, eind jaren tachtig. Lili Marleen in New York kleurde mijn beeld van de stad zozeer, dat ik de eerste keer dat ik zelf in New York was, zo’n tien jaar later, ik in eerste instantie amper mijn hotelkamer durfde te verlaten.

Als ik het nu opnieuw lees, besef ik dat zij schrijft over een New York dat niet meer bestaat. Verhoudingen tussen rijk en arm, wit en zwart, homo en aids, stonden veel meer op scherp toen, daar. De stad was nog gevaarlijk. En Ineke van den Bergen gedijde in dat gevaar. Zo’n stoere blonde vrouw, in panterlegging en op rode laarsjes, gek op glimmers en make up, en altijd verliefd, dat idee kreeg ik bij dit boek. Ik citeer een willekeurige passage:

‘Het is druk op straat, al is Christopher Street niet meer wat het geweest is. Veel jongens in hemdjes, met biceps, en shorts, met bruine benen, en buttons met AIDS. Bij de deli loop ik Uli tegen het lijf. Ze woont samen met een Vietnam-veteraan die pas een inbreker heeft doodgestoken. Dat die spullen wou stelen vond hij niet zo erg, maar toen de man zijn oude hondje trapte viel hij hem blind van woede aan en stak net zolang tot hij dood was. Hij zal waarschijnlijk niet vervolgd worden: noodweer. Uli heeft twee vlechtjes en ziet eruit of ze zestien is. “Het is niet eerlijk dat sommige mensen in Amerika geboren worden en andere in de Zwabische Alpen,” zei ze in 1981 en kwam naar New York, “op zoek naar de skyline, Indianen en Times Square.” Het hondje sukkelt naast haar.’

Ik ben altijd in haar geïnteresseerd gebleven, en hoopte dat ze nog eens met een boek zou komen, over haar leven, kom maar op. In de tussentijd las ik haar stukjes in de Volkskrant over thrillers, het genre ‘moord en doodslag’ dat haar op de een of andere manier aankleefde. In het herdenkingsboekje staan een paar foto’s van haar, waarop goed te zien is dat ze zichzelf en haar smaak trouw is gebleven. De mooiste vind ik die waarop ze poseert naast een grote reclamefoto van Marilyn Monroe, Monroe met een parfumfles in haar hand, Van den Bergen met een heupflacon whisky.

Mooie verhalen van vrienden staan in dit boekje, ik denk voor een groot deel de toespraken die werden gehouden bij haar begrafenis. Het mooiste verhaal is dat van haar zelf, ‘Dansen met Elvis’ heet het, en het staat aan het eind. Het lijkt een aanzet tot een memoir; het verscheen oorspronkelijk in De Gids, twee jaar geleden. In snelle streken schetst ze een jeugd in Den Haag – ‘Het enige vertier biedt de conrector, een priester die tijdens de godsdienstles langs zijn lippen likt als ik met mijn te korte rok op de eerste rij zit.’ – en de oorsprong van haar kledingvoorkeur. Afgekeken van de hoeren in het bordeel van haar favoriete tante. Ze schrijft: ‘Observatie en verbeelding, een combinatie waarmee je oud kunt worden.’ Hoe oud is ze geworden? Volgende maand zou ze 71 zijn geworden. In haar hoofd is ze altijd dertien gebleven, ze noemt zichzelf in dit stuk een oude adolescent. Ik vind het mooi zoals ze in de laatste regels schrijft nergens afstand van te willen doen. Waar je wakker wordt moet je leven, vond ze. Met de werkelijkheid, die fantasieën niet uitsluit. En altijd met een man. ‘Een mooie man, een lieve man, een zanger, een stotteraar.’

Als ik dit boekje zie dat voor haar is gemaakt, dan denk ik dat dat haar is gelukt.