‘Decennia van loonmatiging hebben de lonen op achterstand gezet.’ © ANP / Hollandse Hoogte Frank de Roo

De ophef over graaiflatie is zeer welkom. Het zet de schijnwerper op wat lang onbenoemd bleef: de marktmacht van grote bedrijven. De inflatie is het haakje voor de ophef, dat deuren opent naar een fundamentelere discussie waar in stabielere tijden geen ruimte voor was.

Dat gesprek moet gaan over de verdeling van het bruto binnenlands product (bbp), van de waarde dus van alles wat Nederland verkoopt. De opbrengst wordt maandelijks verdeeld over winsten en lonen.

Bedrijven ontvangen het bbp als geld uit verkopen en bepalen, na belasting, hoe het verdeeld wordt. Dit simpele feit is de basis voor een fundamenteel verschil in macht over de verdeling van het economisch surplus. Bedrijven kunnen besluiten hun winsten te verhogen door prijzen te verhogen. Maar werknemers kunnen zelf niet besluiten hun lonen te verhogen. Ze kunnen slechts met onderhandelingen en stakingen hun werkgevers ertoe bewegen.

Dit verschil in macht is door de inflatie voor iedereen zichtbaar geworden. Grote bedrijven blijken naar believen de prijzen te kunnen verhogen. In Nederland en Europa verklaren winststijgingen meer dan de helft van de inflatie in de tweede helft van 2022. Voor heel 2022 verklaren de in Nederland gerealiseerde overwinsten van de grote bedrijven ongeveer een vijfde van de inflatie.

Achter dit kortdurende inflatieprobleem zit een groter en taaier probleem: de ongezonde marktmacht van bedrijven, die in decennia van scheefgroei resulteerde. Voor wie het wilde zien, was dat al langer duidelijk. In de CBS-cijfers, die tot 1995 teruggaan, is tussen 1995 en 2020 de verhouding van lonen en winsten in Nederlandse beursgenoteerde bedrijven met een kwart gedaald. Het aantal gewerkte uren in Nederland steeg met een derde in die periode. Wie profiteerde er dus van dat extra werk? Het reële loon per uur stagneert al vijftien jaar, de groei in toegevoegde waarde die de vrucht was van het extra werk ging vooral in hogere winsten zitten.

We zien een al langer bestaande trend in een stroomversnelling komen. Vakbond FNV becijferde dat de winsten van Nederlandse beursgenoteerde bedrijven tussen 2019 en 2022 driemaal sneller stegen dan de loonkosten (36 tegenover 12 procent).

De beloning van werk loopt dus sterk achter bij de beloning van ondernemen, en nog sterker bij de beloning van aandelenbezit. Want winst kan worden geïnvesteerd of worden omgezet in inkomen als dividend aan aandeelhouders (of in kleine bedrijven als inkomen voor de ondernemer). Uit onderzoek van Somo blijkt dat de dividenden van beursgenoteerde Nederlandse bedrijven nu vijfmaal zo groot zijn als in het jaar 2000, de lonen zijn slechts een halve keer groter.

Dit is geen natuurwet. Decennia van loonmatiging hebben de lonen op achterstand gezet. Het belastingstelsel stimuleerde toenemende dividenduitkeringen en inkoop van eigen aandelen, wat mogelijk werd met lagere lonen en investeringen. Door bewuste arbeidsmarktflexibilisering is nu vier op de tien werkenden in Nederland flexwerker. Alles bij elkaar verzwakten deze beleidskeuzes de positie van werkenden. Ze vergrootten de marktmacht en dus de verdelingsmacht van (vooral de grotere) bedrijven.

Het gevolg is financiële nood bij huishoudens. De loonontwikkeling is immers de belangrijkste factor voor de koopkracht. Al vóór corona had een kwart van de Nederlandse huishoudens te weinig financiële buffer (DNB, Rabobank). Een op de drie huishoudens heeft betalingsachterstanden, ook een op de drie worstelt met rondkomen (Nibud, DNB). Het aantal klanten van voedselbanken steeg vorig jaar met 30 procent en de armoede neemt in 2024 toe tot 915.000 mensen. Het aantal verliesmakende bedrijven is in 2022 intussen nauwelijks hoger (22 procent) dan in 2019 (20 procent).

Deze ongelijkheid in inkomens schaadt economische groei, overwinsten door marktmacht ook. Achterblijvende lonen en onzekere banen leidden tot productiviteitsverlies (Kleinknecht, 2020) en financiële stress. Door de financiële kwetsbaarheid van huishoudens is inflatie een groter probleem. Het niet meedelen in economische groei voedt onvrede en politieke versplintering. En het mobiliseren van arbeid in essentiële beroepen kan niet zonder goede lonen. Lichtpuntje: er is eindelijk aandacht voor de scheefgroei. Het is nu zaak die aandacht te behouden. De inflatie zwakt weer af, de machtsverhoudingen zijn onveranderd.

Reageren? bezemer@groene.nl

Lees ook: