Of Zeynep, intellectueel zijn evenknie, maar niet gediend van zijn ‘male chauvinism’ en heen en weer slingerend tussen woede over Arabische vrouwenonderdrukking en over westers-imperialistisch commentaar daarop. Of Assia, met haar hoofddoekje, neergeslagen ogen en ondoorbreekbaar isolement - de ene onvoldoende na de andere halend zonder dat je de vinger erachter krijgt waarin hem dat nou zit: talenten, taal, cultuur, thuis, eenzaamheid? Of Lahbib, pas drie jaar hier, geen baccalaureaat - maar toch, als een gek de taal geleerd, geslaagd voor het toelatingsexamen, het hoogste cijfer voor mijn multiple choice-tentamen in de propedeuse van 700 studenten, de hartelijk- en bescheidenheid zelve, die me, o wonder der multiculturele samenleving, een kerstkaart stuurt!
Of die drie onafscheidelijke, meer in hun modieuze uiterlijk dan de lesstof geïnteresseerde giechels met hun fascinerende Mokumse tongval met Arabische (of Berberse?) touch - ze kunnen het hbo zo makkelijk aan als ze de havo haalden, maar dan moeten ze wel snel uitpuberen. Of m'n collega Hamid, van Rifdorpeling tot Nederlands econoom - even hard in z'n politieke oordelen over daar en hier als aimabel, zachtaardig en betrouwbaar. Of Naziha, die in haar grote wijsheid en biculturele gemak maar gauw staatssecretaris moet worden van iets belangrijks. Of die jongens die, geen woord over hun grens, in gebroken Frans toelating tot de school komen vragen, uit respect na de handdruk hun hand in snelle beweging naar hun hart brengend; of die engerd die toelating eist, z'n hoofd ongeveer klaar voor een kopstoot en m'n afwijzing prompt aan racisme toeschrijvend.
Ik bedoel, leer mij ze kennen, die Marokkanen: één pot nat allemaal. Ik kom hierop door Hassan. Hassan is in dubbele zin oud-leerling van me. Als migrantenzoon in een Hollands dorp werd hij eerst arbeider; toen verwees iemand hem naar ons tweede-kans-voortraject; daarna rondde hij de opleiding af. Dat is een mooie geschiedenis. Na jaren kwam ik hem weer tegen. Op een bijeenkomst van hoogopgeleide jonge Marokkanen, waar ook geënquêteerd werd over partnerkeuze. Het was op de televisie en de meesten, ook Hassan, zochten een Marokkaanse partner, maar dan liefst een die hier was opgegroeid. Waarbij voor mannen een Hollandse partner denkbaarder bleek dan voor vrouwen.
Hoofdpersoon was een meisje; hoofdthema was de liefde en hoe extra moeilijk die is voor wie in en met twee culturen leeft. Ik vond het prachtig. Zoals ik haast alle afleveringen van Vreemd land (NPS) van goed tot mooi vind. Van de Surinaamse zangvogeltjeswedstrijd in de Bijlmer tot de hoogbejaarde Chinees, weduwnaar van een Amsterdamse die hij niet verstond (en zij hem niet) en nog altijd trouw bezoeker van de honderdjarige tante van zijn gestorven vrouw - zonder tekst. Zou je het een ‘minderhedenprogramma’ noemen, dan deed je het tekort: nooit gaat het om een etnische groep; altijd om personen met een eigen verhaal. Zoals u en ik wellicht veel, maar toch vooral ook verdomd weinig op elkaar lijken.
Rubriek
Marokkanen
Vertel mij niks over jonge Marokkanen, ik kan ze uittekenen, ik ken er zóveel via mijn werk. Neem Sad, die arrogante, hyperintelligente, in God mag weten wat in Marrakesj afgestudeerde ideoloog van het antiracisme, meer gedreven door mensenhaat dan -liefde.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1997/19
www.groene.nl/1997/19