
Een opera over Mars, hoe kom je op het idee? Dat kan de Ierse componiste Jennifer Walshe (47) wel uitleggen: ‘Het afgelopen jaar zag je hoe de particuliere ruimte-industrie naar een hogere versnelling schakelde, hoe miljardairs zichzelf voor de lol naar de ruimte schoten, hoe het modemerk Balenciaga een astronautenpak als jas lanceerde, terwijl we tegelijk allemaal de dreiging van de klimaatcrisis voelen. Vanuit zoveel mogelijk invalshoeken Mars bestuderen is actueel en cruciaal.’
Twee jaar geleden kondigde ze het onderwerp al aan in het orkestwerk The Site of an Investigation, waarin ze zelf als zangeres optreedt. Ze zingt: ‘Het idee dat we al onze problemen kunnen oplossen door naar Mars te gaan’, een sneer naar de transhumanisten, die menen dat onsterfelijkheid een kwestie is van tijd en techniek, en die in de tussentijd andere planeten bouwrijp willen maken om deze eeuwig levende elite woonruimte te bieden (‘spacemiljardairs die Mars als hun geboorterecht claimen’). De onzinnigheid van de hele onderneming vatte ze samen met de woorden: ‘Gaan we een andere planeet verwoesten alleen maar omdat het te opwindend is om niet te doen?’
Walshe’s fascinatie voor de ruimtevaart gaat terug naar haar kindertijd, vertelt ze. ‘Toen ik klein was, hadden we thuis een exemplaar van Cosmos, de bestseller van Carl Sagan over het heelal. Ik herinner me levendig hoe ik naar de plaatjes van Mars zat te kijken. Ik ging zo op in die afbeeldingen en het bestaan van Mars – een heel andere planeet, nieuw en anders – dat ik een beetje in de war raakte over waar ik hoorde. Zoals veel kinderen die het niet makkelijk hebben op school was ik op zoek naar een denkbeeldig thuis, en voor een tijdje, als een eenzame, jonge “earthling”, was Mars een plaats waarop ik een gevoel van “thuis” kon projecteren.’
‘Terwijl ik aan The Site of an Investigation werkte’, vertelt Walshe, ‘realiseerde ik me dat de huidige buzz rond Mars een lange voorgeschiedenis heeft. Ik las de Nasa-publicatie Journey to Mars uit 2015 en werd getroffen door hun terminologie: Earth Reliant, Proving Ground en Earth Independent – een langetermijnplanning die al in stelling is gebracht. Naar analogie van deze indeling besloot ik mijn eigen Mars-project ook op te splitsen in verschillende, in elkaar grijpende fasen.’ Dat betekent een concertante versie die langs grote concertzalen op het vasteland reist – met in mei 2022 de Europese première in het Amsterdamse Muziekgebouw – en een volledig geënsceneerde operaversie bij de Irish National Opera in 2024.
Jennifer Walshe praat snel, denkt snel en werkt snel. Dat ze ruim een half jaar voor de Amsterdamse première van MARS nog geen partituur voor haar uitvoerders (Klangforum Wien) heeft, wil niet zeggen dat ze niet volop bezig is met het onderwerp. Boektitels buitelen over elkaar heen, alle Nasa-rapporten houdt ze bij, als kersverse professor aan het muziekdepartement van Oxford University verheugt ze zich op het contact met de collega’s van astrofysica, die in het verleden direct betrokken waren bij de coding van sommige Mars-landers, en natuurlijk houdt ze bij wat er in de media verschijnt over ‘terravorming’ (andere planeten bewoonbaar maken voor de mens). ‘Vanochtend nog! Acteur Brian Cox, die kritiek heeft op zijn collega William Shatner, die is meegegaan met de Blue Origin van Jeff Bezos. It’s already happening!’ In deze fase van het componeren verzamelt ze zoveel mogelijk materiaal: ‘Dat maakt me enthousiast en het genereert ideeën, ook al komen die niet allemaal in het stuk terecht.’
De zeer succesvolle Walshe heeft een duizelingwekkende productie (zo’n vijf à zes nieuwe stukken per jaar) en die gaat hand in hand met een stortvloed aan ideeën. Haar oeuvre (109 titels sinds 2000) laat zien dat zij zich laat inspireren door elk onderwerp denkbaar. In XXX_LIVE_NUDE_GIRLS!!! uit 2003 brengt ze een fusie tot stand tussen achttiende-eeuws poppentheater en de twintigste-eeuwse Barbiepop, met als uitgangspunt de Griekse komedie Lysistrata, waarin de vrouwen de Trojaanse oorlog proberen te stoppen door middel van een seksstaking. Walshe introduceert drie Barbie-vriendinnen, die met elkaar doornemen waarom jongens zo agressief zijn. Een amusant gebabbel dat eindigt in de dood van Gloria, die door haar vriend van het balkon wordt geduwd, en de verkrachting van Camille – ongemakkelijk en langdurig.
G.L.O.R.I. uit 2005 is een naar de jaren zestig verwijzende collage van popliedjes, een index van songs rond ‘gloria’- en ‘hallelujah’-nummers van onder anderen Them, Patti Smith, The Happy Mondays, Jeff Buckley en Laura Branigan – verknipt en opnieuw verknoopt tot een drie minuten durende sliert, gezongen door Walshe zelf. Want behalve componist, tekstschrijver en filmer is ze ook een uitstekende vocalist die met haar (ongeschoolde) stem de wildste capriolen kan uithalen. Een geschakeerdheid die haar in de traditie plaatst van experimentele singer-songwriters als Laurie Anderson en Diamanda Galás.
Op allerlei manieren krijgt de actualiteit van sociale media, digitale diensten en de neoliberale markteconomie gestalte in haar composities. In Thmotes (2013) duikt ze in het fenomeen Snapchat, het platform dat het mogelijk maakt om afbeeldingen rond te sturen die na een paar seconden weer in het niets oplossen. De vluchtigheid van het medium, dat zij aanwendde om elke twee dagen een ‘tekstcompositie’ de wereld in te sturen, had in haar ogen een hoog poëtisch gehalte, vergelijkbaar met de Fluxus-acties in de jaren zestig.
Het universum van Jennifer Walshe is fragmentarisch, springerig, associatief, vervreemdend, absurdistisch en prikkelend. Illustratief is het negen leden tellende collectief Grúpat dat ze in 2009 oprichtte. Alex Ross, muziekcriticus van The New Yorker, herinnert zich hoe hij in de post twee cd’s vond van dit Ierse avant-gardecollectief. Tot de Grúpat-leden behoren de beeldhouwer en geluidskunstenaar Turf Boon, die een Kuscheltiermarimbaphon (knuffelbeestmarimbafoon) had uitgevonden, de conceptuele kunstenaar Detleva Verens, die zich bezighield met ruimtelijk geluid, en de outsider-kunstenaar Violetta Mahon, die heilige grotten bouwde. Het blijken stuk voor stuk alter ego’s van de onvermoeibare Jennifer Walshe.
Walshe is afkomstig uit een kunstzinnig middenklassemilieu in Dublin. Haar moeder is (toneel)schrijver, haar vader werkt voor ibm en speelt in een popbandje. Omdat haar vader nogal eens wordt overgeplaatst, woont het gezin ook een paar jaar in Amsterdam en een half jaar in San Francisco. In huis klinken Bill Evans, Erik Satie, The Beatles en Elvis Presley. Als Jennifer op pianoles gaat, verschijnt vanzelf Satie op de lessenaar, met als gevolg dat ze lange tijd denkt dat zijn instructies (‘Be alone for a moment’ of ‘Light as an egg’) heel gebruikelijk zijn. Op haar tiende besluit ze op trompet over te stappen en treedt ze toe tot de kopersectie van het Ierse Jeugdorkest. Haar moeder neemt haar mee naar het (experimentele) theater, zodat ze al jong kennismaakt met Samuel Beckett, die een betoverende werking op haar heeft. Haar eerste compositie – ze is dan negentien jaar oud – is een trompetkwartet vernoemd naar Becketts toneelstuk Quad.
Na haar conservatoriumstudie in Schotland vertrekt ze in 1997 naar Chicago, waar ze de Amerikaanse avant-garde in zich opzuigt: Charles Ives, Alvin Lucier, Robert Ashley, Morton Feldman, Harry Partch en John Cage – de pioniers die het denken over muziek diepgaand hebben veranderd. Aan Northwestern University, waar de Amerikaanse Fluxus-archieven zijn ondergebracht, heeft ze les van onder anderen de Israëlische componist Amnon Wolman, een vrije geest met wie ze de notatie van muziek bestudeert: alle mogelijke alternatieven – van grafische notatie tot schilderkunst en fotografie – nemen ze onder de loep. Jaren later zet ze nog altijd graag Wolmans Imaginary Music (1999) op het programma: ‘Het is heel vreemd en bijzonder wanneer bezoekers in de concertzaal een beschrijving van een geluid lezen en je weet dat iedereen zich op hetzelfde moment een voorstelling daarvan probeert te maken.’

Tijdens een lezing in 2016, bij het Nederlandse festival Sonic Acts, noemde ze nog drie niet-muziekgerelateerde momenten uit haar jeugd die vormend zijn geweest. Een verhaal uit de Ierse mythologie over de nationale held Fionn mac Cumhaill en zijn volgelingen, de Fianna: de strijders zitten rond het kampvuur te mijmeren over wat de mooiste muziek is die ze kennen. Er passeert van alles – natuurgeluiden als golven die stukslaan op de kust. En dan noemt Mac Cumhaill zijn favoriet: ‘The music of what happens.’ Walshe: ‘Duizenden jaren vóór Cage zegt Mac Cumhaill: “Alles wat gebeurt is kunst.”’
Nummer twee is een anekdote uit haar jeugd in Ierland, toen het een publiek geheim was dat al het telefoonverkeer werd afgeluisterd vanwege mogelijke ira-aanslagen. ‘Als mijn zus met een vriendin aan de telefoon was, mompelde ze uit rebellie tegen het systeem een paar keer “semtex, semtex”. Als tieners waren we ons er sterk van bewust dat we onderdeel waren van een groot netwerk. Dat idee is me altijd bijgebleven.’
En ten slotte koestert ze een sterke herinnering aan een bezoek aan de Efteling als zesjarig meisje, samen met haar oma. ‘Ik had een beetje last van tinnitus en trok steeds aan mijn oor. Mijn oma vroeg wat er aan de hand was. Ik zei: “Ik hoor een zeurende toon.” O, zei oma, dat zijn de stemmen van de zielen in het vagevuur. Dat was een mythe waarin ze geloofde en ik vond het maar wat spannend dat ik dode mensen kon horen. Zo is geluid voor mij een groot gebied geworden waarin alles mogelijk is.’
Geen wonder dat in het werk van Walshe feit en fictie in elkaar overvloeien. Het meest pregnant komt dat tot uitdrukking in het project Aisteach, dat ze in 2015 samen met de schrijvers Ursula Le Guin en Stanislav Lem begon. Aisteach, dat ‘vreemd of ‘eigenaardig’ betekent, behelst een onderzoek naar de avant-garde in Ierland. Zoals Walshe in meerdere interviews heeft uiteengezet, heeft er in Ierland nooit een muzikale avant-garde bestaan. De onderdrukking door de katholieke kerk, het ontbreken van een middenklasse en de Britse overheersing van Ierland hebben het artistieke avontuur in de kiem gesmoord.
In haar research heeft Walshe allerlei onbekend talent opgeduikeld. Grootste vondst: een groep die zich Guinness Dadaists noemde, Ierse klankdichters uit de jaren twintig, allen in dienst van de Guinness-brouwerij, die zich tot de best betaalde arbeiders van Ierland mochten rekenen en met de meeste vrije tijd om kunst te beoefenen. Maar ook The Kilkenny Engagists, politieke performancekunstenaars die in de jaren zeventig actief waren. En ze achterhaalt de grondlegger van de drone-muziek in Ierland: de uit Dublin afkomstige doedelzakspeler Ultan O’Farrell (1872-1938). Op de website aisteach.org doet Walshe in Wikipedia-achtige omschrijvingen kond van haar ontdekkingen. Wie herinnert zich nog de orgelspelende non Sr Anselme O’Ceallaigh? Walshe brengt haar voor het voetlicht, zich baserend op een studie van Judith Schäfer uit de jaren zeventig, getiteld Hildegard’s Legacy: The Contemplative Organ ‘Virtues’ of Sr Anselme O’Ceallaigh, eerder gepubliceerd in The Journal of Feminist Musicology, in januari 1974.
Het is allemaal satire.
Soms kwam Walshe tijdens haar research zoiets onwaarschijnlijks tegen dat ze het zelf niet had kunnen verzinnen. Ze ontdekte dat de overheid in de jaren zeventig een zogeheten ‘psyops-campagne’ voerde om jongeren ervan te weerhouden lid te worden van de ira. Om het terrorisme onaantrekkelijk te maken werd een link gelegd met satanisme. Er werden offerplaatsen nagemaakt, met een dood schaap en een kring van stenen eromheen. Walshe: ‘Een onbegrijpelijke psychologie: bommen plaatsen is tot daaraantoe, maar satan vereren is een brug te ver.’
Walshe goochelt graag met feit en fictie. Haar research naar uiteenlopende onderwerpen staat niet in dienst van de waarheid maar van haar eigen verbeelding. Op de vraag of deze artistieke attitude niet is ingehaald door de werkelijkheid van fake news reageert ze verontwaardigd. ‘Aisteach heeft niets te maken met mensen voor de gek houden. Het gaat over het onderzoeken van een parallelle wereld, van een mogelijke geschiedenis. Aisteach gebruikt fictie als gereedschap om te praten over de realiteit. Een groot voorbeeld in dat opzicht is de Amerikaanse sciencefictionschrijver Ted Chiang, die heel behendig fictie gebruikt om wetenschap te verhelderen.’
Voor MARS werkt ze samen met schrijver Mark O’Connell – auteur van het veelgeprezen De mensmachine, over het streven om aan de biologische beperkingen van het lichaam te ontsnappen, in de overtuiging dat onsterfelijkheid binnen handbereik is. Met hem deelt ze een fascinatie voor transhumanisme en cryogenics, beiden lezen ze Humanity+ Magazine, waarin alle technische en ethische aspecten rond de ‘verbetering’ van de menselijke conditie voorbijkomen.
Walshe’s MARS-project is een work in progress waarbij steeds andere elementen op de voorgrond zullen treden, legt ze uit. ‘De versie in het Muziekgebouw is een reflectie van wat wij nu belangrijk vinden aan de Mars-missie. Wat Mars voor ons symboliseert komt direct voort uit onze eigen actualiteit. Sarah Stewart Johnson heeft een prachtig boek geschreven over hoe mensen zich in het verleden Mars voorstelden. Er was een periode dat men ervan overtuigd was dat intelligente buitenaardse wezens grote kanalen op Mars hadden gegraven. Dat was het tijdperk van grote infrastructurele projecten als het Suezkanaal. Ons beeld van Mars verandert voortdurend.’
Walshe vervolgt: ‘Elke fase in het onderzoek is belangrijk, er kan geen overgeslagen worden. Er zijn nu proeven met mensen die vijfhonderd dagen in isolatie gaan, want dat wordt beschouwd als de lengte van een gemiddelde Mars-missie. Dat zijn mensen die nooit naar Mars zullen gaan, maar zich wel hebben aangemeld om vijfhonderd dagen door te brengen in een kleine ruimte, afgesneden van hun familie en vrienden. Net zoals Nasa drie stippen op de horizon heeft gezet, zo presenteer ik verschillende fasen van mijn onderzoek. Dus mijn operavoorstelling in 2024 weerspiegelt de stand van zaken in 2024. Misschien heeft de Perseverance, die op zoek is naar bewijzen van leven, dan wel iets gevonden.’
Scepsis over de kolonisatie van Mars en geestdrift over de ontdekking van het heelal lopen bij Walshe door elkaar heen. Op de Biënnale van Venetië zag ze de film Life Beyond Earth van het architectenbureau Skidmore, Owings & Merrill, waarin de voormalige astronaut en huidige mit-hoogleraar Jeffrey A. Hoffman vertelt dat als de mensheid naar Mars afreist het zal gaan over ‘samenwerking, niet competitie’. ‘Ik zou hem maar wat graag geloven’, zegt Walshe, ‘maar miljardairs en bedrijven staan klaar om de maan en Mars te exploiteren, net zoals ze de aarde hebben geëxploiteerd. Tegelijkertijd heb ik gehuild toen de Perseverance werd gelanceerd en weer veilig landde. Dat was een enorme prestatie van duizenden mensen gezamenlijk.’
De muziek is integraal onderdeel van haar research. Ze heeft de speellijsten bestudeerd die astronauten bij zich hadden. Daar stonden opvallend vaak Mike Oldfield en Vangelis op. De clichés van synthesizermuziek zullen in haar stuk zeker aan de orde komen, ‘want clichés zijn er niet voor niets’. Ze verdiept zich in hoe de mens geluid in de ruimte hoort (met een kleine vertraging) en dat gegeven test ze op allerlei manieren in de hoop ‘Mars-native music’ te vinden. De akoestiek op Mars speelt zich goeddeels af in de beslotenheid van de ruimtehelm. Wat betekent dat voor een opera? Een operastem op volle kracht is onverdraaglijk in zo’n situatie.
Vaststaat dat haar astronauten twee zangeressen zijn – Juliet Fraser (die eerder met Michel van der Aa werkte) en Elaine Mitchener – waarmee ze nog eens duidelijk maakt dat Mars geen typisch jongensding is. ‘In het verleden werden veel vrouwen getraind voor het astronautenprogramma, maar niet geselecteerd om de ruimte in te gaan. Nasa heeft nu de belangrijke stap genomen om genderneutraal te worden. Want de ruimte én de opwinding daarover is voor iedereen. Ik ben van kinds af aan gefascineerd door Mars, en met mij vinden veel vrouwen en meisjes het spannend en inspirerend. Mars is geen exclusief speeltje van Elon Musk, Richard Branson en Jeff Bezos.’