Amsterdam, 25 augustus 2003

Beste Vincent,

Als ik langs jouw museum fiets, staat daar bijna altijd een lange rij mensen voor de deur. Ze hebben er blijkbaar graag een uur of langer wachten voor over om later thuis te kunnen pochen met het feit dat ze die poster, die ze natuurlijk overal hadden kunnen kopen, ook echt in het Van Gogh Museum hebben gekocht.

Als ik daarna doorfiets richting het centrum van Amsterdam en bij de Westerkerk de Prinsengracht oprij, tref ik daar opnieuw een lange rij wachtenden. Ik weet eigenlijk niet of je zoiets van een rij kunt zeggen, maar deze rij lijkt sprekend op de rij bij jou voor de deur. En inderdaad draagt een groot aantal wachtenden een ultramarijnblauwe, driehoekige posterhouder met zich mee. Ze staan in de rij voor het Anne Frankhuis. Tijdens de laatste grote oorlog die ons land trof zat daar een meisje, Anne Frank, ondergedoken met haar familie. Een lang verhaal, met een slechte afloop. Zij en haar familie werden verraden aan de vijand, afgevoerd en vermoord. Na de oorlog werd het dagboek dat Anne tijdens die onderduikjaren bijhield teruggevonden. Het wordt over de gehele wereld gelezen als een aangrijpend testament van hoop, puurheid en levenslust, tegen een goddeloze achtergrond van oorlog, honger en terreur. Zij gaf een stem en een gezicht aan velen. En wie haar laatste schuilplaats bezoekt herdenkt niet alleen haar, maar allen die met haar werden vermoord.

De opvallende overeenkomst tussen de bezoekers aan jouw museum en Annes schuiladres geeft het al aan: jullie hebben iets met elkaar. Allebei lieten jullie persoonlijke teksten na. Jij met je brieven, zij met haar dagboek. Wij, de latere generaties, hebben daardoor inzicht in jullie gedachten en persoonlijkheid. We kunnen ons een beeld vormen van de man Vincent en het meisje Anne. Deze informatie vormde de basis voor een persoonlijkheidscultus. Jij en Anne zijn iconen geworden. Martelaren van de moderne tijd. Want wat jij al voelde aankomen werd werkelijkheid gedurende de twintigste eeuw. De oude vertrouwde God wiens woord jij nog vanaf de kansel hebt willen verkondigen heeft afgedaan. En met hem ook zijn martelaren. Het martelaarschap is geprivatiseerd zo je wilt, en gedurende de laatste dramatische eeuw koos het volk zelf zijn martelaren uit haar midden. Jij werd er een, Anne ook. En na jullie kwam er nog een hele reeks: Marilyn Monroe, Che Guevara, Elvis Presly et cetera die, zoals dat gaat met martelaren, pas na hun tragische dood echt tot leven kwamen.

«Maar martelaren van wat?» zul je vragen. Want van welke liefde is de martelaar het slachtoffer als er geen God meer aanbeden wordt? Wat is er met andere woorden in de plaats gekomen van God?

Het is moeilijk om de betekenis van de hierboven genoemde martelaren onder een noemer te vangen omdat hun levens en werken zo verschillend waren. Maar ik denk dat er één terugkerend element in al die levens kan worden ontdekt, en dat is: puurheid. Reëel dan wel geprojecteerd, maar daar gaat het niet om. Ze staan voor puurheid. Zoals je ziet is er eigenlijk vrij weinig veranderd in de essentie van het martelaarschap.

Er is wel iets vreemds aan de gang. Het martelaarschap is de laatste jaren aan een enorme inflatie onderhevig. Aangespoord door een bizarre mix van oosters religieus fanatisme, wanhoop en het door een grote westerse firma populair gemaakte adagium «Just do it» blijken honderden, zoniet duizenden mensen over de gehele wereld bereid zichzelf op te blazen. Het is een grote en bizarre tragedie die, het moet gezegd, vaak uitstekende en goed verkoopbare televisie oplevert. De grootste tragedie is misschien nog wel dat ze helaas geen martelaren zijn, maar slachtoffers van propaganda. En daarom zullen ze niet voortleven in de gedachten van de mensheid zoals jij. En daarom zullen ze ook nooit een museum krijgen. Martelaren kunnen door een hogere instantie worden voorgedragen of tijdelijk opgedrongen, maar het is uiteindelijk altijd het volk dat de blijvende populariteit van die martelaren bepaalt. Jij bent een zeer populaire martelaar, en als liefhebber van kunst verbaast me dat. Ik moet je namelijk bekennen dat ik nooit zo dol ben geweest op je werk. Enkele schilderijen en tekeningen vind ik mooi, maar ze hebben me nooit kunnen verklaren waarom jij in werkelijk alle lagen van de bevolking bewonderaars kent. Picasso was een veel betere kunstenaar dan jij. Zijn oeuvre is bijna onbevattelijk. Huiveringwekkend virtuoos. Afschrikwekkend geïnspireerd. Vaak adembenemend mooi. En toch is hij veel minder populair dan jij.

Het is ironisch dat juist jij het slachtoffer moest worden van een persoonlijkheidscultus. Want het zicht op dat wat jij het belangrijkste vond, je kunst, wordt door die cultus bijna geheel ontnomen. Niet alleen praktisch — er staat altijd wel een aantal museumbezoekers in beeld — maar ook op een andere, meer fundamentele manier. Want zelfs als die bezoekers er niet zijn en ik bijvoorbeeld naar een reproductie van je werk kijk, staat er nog steeds iemand in beeld. Jijzelf. Vincent.

Je vraagt je af wat ze in je zien. Waarom aanbidden ze jou, de ploeteraar, en benaderen ze de grote virtuoos met een bijna koel en vanzelfsprekend respect? Waarom krijgt hij wel lof, maar geen liefde? En waarom wordt bij jou de liefde vaak met lof verward?

In andere, meer godvruchtige tijden, werd de kunstenaar bewonderd om zijn goddelijke talent. Om de wijze waarop hij, met andere woorden, godgelijkend was. En God, en mens, met die gelijkenis eerde.

Maar dit zijn geen godvruchtige tijden. De mens heeft zijn geloof in een macht boven hem bijna volledig verloren en zoekt naar «iets» in zichzelf. Veroordeeld tot levensbeschouwelijk hobbyisme knutselt hij wanhopig aan een mens- en wereldbeeld. Die mondiale knutselgekte is de reden van jouw succes.

De mens leert, begrijpt en accepteert door imitatie en kijkt dus ook bij deze zoektocht om zich heen. Naar voorbeelden. En jij bent een van de eerste en best gedocumenteerde voorbeelden.

Jij, beste Vincent, was een van de eersten die doorvoelde dat de mens, na het verlies van God, tot dit hobbyisme veroordeeld was. En jij baande de weg voor ons. Jij effende het pad. Jij gaf de richting aan en stierf, al wijzend, ploeterend, voor ons. Jij. Vincent. Martelaar der hobbyisten.

Dick Tuinder