DE LEGENDARISCHE tenisster Billy Jean King typeerde het tennisspel ooit als het volmaakte samengaan van een gewelddadige actie met een rustige, gewijde atmosfeer. Tijdens de wedstrijd bonkte haar hart, werden haar ogen waterig, leek het alsof haar oren koppig heen en weer bewogen, om over de spieren van haar armen en benen maar niet te spreken - en tegelijkertijd voelde ze zich volledig vredig. Tennis behelste het perfecte evenwicht tussen spanning en ontspanning, brute kracht en fijnzinnige souplesse, agressie en geduldig afwachten.
Lange tijd waren agressie, geweld, spanning en zelfs spierkracht in het damestennis ver te zoeken. De sport was, althans als zij door dames werd beoefend, bovenal beleefd. En rustig en gewijd. Totdat Billy Jean King en een aantal andere verbeten speelsters eind jaren zestig, begin jaren zeventig het spel met ferme hand professionaliseerden en er een heuse profcompetitie voor vrouwen werd gestart. Moreel breekpunt in het gevecht om erkenning van het damestennis was de wedstrijd die Billy Jean King in 1973 tegen een man, Bobby Riggs, speelde, een wedstrijd die het record van dertigduizend bezoekers trok en nog eens zo'n zestig miljoen kijkers aan de televisie kluisterde. Ach, het ging om een man van middelbare leeftijd die al jaren in het seniorencircuit opereerde, maar hij was zo vermetel geweest te zeggen dat het een schande was dat vrouwen zoveel verdienden, terwijl hij ieder van hen makkelijk kon verslaan.
Billy Jean King won. En met haar zegevierde het vrouwentennis. ‘Ze was een kruisvaarder die een veldslag voor ons allemaal leverde’, zo zou Martina Navratilova later in haar autobiografie schrijven. ‘Zij droeg de vlag: het was goed om competitie aan te gaan, om taai te zijn en aan de autoriteiten te twijfelen.’
ALS ER ECHTER iemand het lieflijke damesachtige imago van het vrouwentennis heeft verpletterd, dan is het Martina Navratilova zelf. In het Tsjechische stadje waar ze haar jeugd doorbracht, speelden de mensen op rode gravel-banen een langzaam, vriendelijk, bijna ceremonieel spel. Martina voelde zich er direct onweerstaanbaar toe aangetrokken, alleen had zij voor een kalme, bedaarde stijl geen geduld. Van nature had zij een onstuitbare drang naar het net, stormde ze na een service naar voren om het liefst direct een winner te slaan. Als meisje speelde ze al ‘als een man’, was ze, zoals ze het zelf formuleerde, ‘the serve-and-volley kid’.
Martina Navratilova’s ‘mannelijkheid’ stak vooral af tegen de uitgesproken ‘vrouwelijkheid’ van Chris Evert-Lloyd, de tegenstandster met wie Navratilova eind jaren zeventig, begin jaren tachtig in een fanatiek tweegevecht was gewikkeld om de hegemonie van het damestennis. Vijf keer stonden ze op de heilige grasmat van Wimbledon tegenover elkaar in de eindstrijd, tientallen andere keren troffen ze elkaar in halve en hele finales. Was Martina Navratilova na verloop van tijd de afgetrainde, androgyne atlete, de spieren gestaald in het krachthonk, geen grammetje vet te veel; Chris Evert was America’s sweetheart, de ideale schoondochter. Haar alleen al gewichtheffend voorstellen was een gotspe.
Voor de emigrant Navratilova was Evert een blonde godin die alles verenigde waar Amerika voor stond: balans, bekwaamheid, sportiviteit, geld en stijl. Terwijl Navratilova in haar glorietijd weinig vleiende bijnamen als ‘bionic woman’, ‘tennismachine’ en ‘computer op twee benen’ kreeg toebedeeld, werd Evert altijd zonder meer door het publiek omhelsd. Zeker toen er openlijk werd gefluisterd over Navratilova’s homoseksualiteit, werd Evert aangemoedigd met: ‘Come on, Chris, we want a real woman to win.’ Of zoals de Independent, toch een Engelse kwaliteitskrant, schreef: ‘Chrissy had vrijers, Navratilova had een nest vol lesbiennes.’
Het was een confrontatie tussen tegengestelde temperamenten en stijlen, en allicht ook tussen de geijkte voorstellingen van heteroseksualiteit en homoseksualiteit. Navratilova agressief, bezeten, fanatiek over de baan razend, af en toe woedend met haar racket smijtend; Evert beminnelijk, sierlijk, evenwichtig spelend vanuit het achterveld. Stond Navratilova briesend tussen de lijnen, als Evert een vernietigende passeerslag sloeg, glimlachte ze warm naar haar tegenstandster en riep: ‘Nothing personal.’ Pallas Athene tegenover Artemis, zo zou de strijd in mythische termen kunnen worden samengevat: Evert als toonbeeld van rede, orde en feilloze techniek, Navratilova als incarnatie van de godin van de jacht, springend, duikend, zich rekkend als in een dans van lichamelijke kracht.
INMIDDELS HEEFT CHRIS EVERT zich teruggetrokken en staat de zevenendertigjarige Martina Navratilova te boek als de ‘dinosaurus van het vrouwentennis’, ‘oma van het vrouwencircuit’ en de ‘history woman’. Hoeveel venijnig commentaar de sportjournalisten ook over Navratilova hebben uitgestort, ze moeten er niet aan denken dat de ‘bejaarde’ tennisster afscheid neemt van het op dit moment bloedeloze vrouwentennis.
Drie tennisgeneraties houdt Navratilova zich reeds staande: ze speelde begin jaren zeventig tegen Billy Jean King; in de loop van de jaren zeventig moest ze het opnemen tegen speelsters als Chris Evert, Pam Shriver en onze eigen Betty Stove; ze maakte de opkomst van het tijdperk Steffie Graf en Monica Seles mee. En Navratilova is nog steeds meer dan een levende legende, meer dan een wandelend anachronisme in de meisjesspeeltuin van het vrouwentennis. Alhoewel ze haar inspanning doseert en niet meer zoveel toernooien speelt, staat ze nog steeds als nummer vier van de wereld genoteerd. De aanstormende pubermeisjes, meisjes die soms ruimschoots haar dochter hadden kunnen zijn, laat ze dikwijls nog de hoeken van de baan zien.
Bovendien is Martina Navratilova meer dan de grootste tennisster van deze eeuw. Ze won meer titels dan wie ook in de geschiedenis van het damestennis, was maar liefst zeven jaar achtereen nummer een van de wereld, sloeg tientallen miljoenen aan prijzengeld bijelkaar, schreef achttien Grand-slamtitels op haar naam en boekte het record van negen Wimbledon-overwinningen - ‘Wimbledon is de drug die ik jaarlijks moet slikken.’ In een wereld die spelers louter op basis van prestaties, overwinningen en punten voor de ranglijst beoordeelt, komen ouderwetse zaken als persoonlijkheid en sociale verantwoordelijkheid er bekaaid af. Nu, Navratilova heeft een hoop persoonlijkheid en een blik die veel verder reikt dan tennisbal en servicelijn.
ZE WERD, ZO zet ze in haar in 1985 verschenen autobiografie uiteen, niet slechts geboren met een atletisch talent, ze was ook behept met een natuurlijke vrijheidsdrang. In het communistische Tsjechoslowakije zag ze al jong in dat ze geen brave soldaat Schwejk kon zijn: zij had geen talent voor ondergeschiktheid, voor de misleidende onnozele glimlach, voor het doen alsof ze gehoorzaam was. Zoals ze het zelf in tennismetaforen uitlegde: zij kon haar leven niet in de kalme, beheerste stijl van het gravel-tennis leiden, zij was de impulsieve ‘serve-and-volley kid’. Toen de autoriteiten haar too Americanized vonden en haar vrijheid steeds meer beknotten, besloot Navratilova dan ook uit te wijken. In 1975, ze was pas achttien jaar oud, vroeg ze asiel aan in de Verenigde Staten. ‘The Lefthander Who Came in from the Cold’, betitelde ze haar vlucht ironisch.
Hetzelfde streven naar vrijheid maakte dat ze als eerste topsporter openlijk uitkwam voor haar homoseksualiteit. In 1981 was het homofobe tenniscircuit nog opgeschrikt door een heus seksschandaal: ‘Maffia van lesbische tennissterren’, kopten de kranten toen bleek dat de getrouwde Billy Jean King zeven jaar lang een verhouding met haar secretaresse had gehad. Billy’s praktijken vormden volgens de hitsige media slechts het topje van de ijsberg, waarna de moeder van het kindsterretje Tracey Austin haar dochter onmiddellijk onder permanente bewaking liet stellen.
Narvratilova had in die tijd een relatie met de onbekommerde lesbo-auteur Rita Mae Brown en hoewel haar werd verzekerd dat de maatschappij niet klaar was voor haar coming-out, weigerde Navratilova een undercover-bestaan te leiden: ‘Hey, we’re society too.’ Natuurlijk is Navratilova daardoor de nodige reclamegelden misgelopen. So what?
Tegenwoordig is Navratilova een gevierd boegbeeld van de homobeweging. Er werd meegeleefd met haar liefdesperikelen - zoals haar ‘huwelijk’ met de Texaanse Beauty Queen Judy Nelson en het proces om ‘damesalimentatie’ dat daar op volgde. Tijdens de persconferenties van Wimbledon vorig jaar protesteerde de ‘Hogepriesteres van de Groene Kathedraal’ subtiel tegen de bekrompen Engelse houding ten aanzien van homoseksualiteit door een T-shirt te dragen met een grote roze driehoek en de tekst ‘It’s in the best families’. Ze hekelde het anti-homobeleid van Colorado, de staat waar ze woont, en dreigde met verhuizing - ‘Ik weiger belastinggeld af te dragen aan een staat waar discriminatie van homoseksuelen wordt getolereerd’ - en beschimpte de dubbele moraal toen ster-basketballer Magic Johnson bekende dat hij met het hiv-virus besmet was. Heel wat minder coulant was men geweest als een vrouwelijke of homoseksuele sporter hetzelfde had opgebiecht, benadrukte Navratilova. Ze steunde Clinton in zijn verkiezingsstrijd en sprak vorig jaar de homomars in Washington toe.
Tien jaar geleden zei Martina Navratilova dat ze nog een paar jaar nodig had om haar grenzen op tennisgebied te verkennen. Daarna wilde ze, net als Greta Garbo, op haar hoogtepunt stoppen. Haar sportieve hoogtepunt heeft Navratilova waarschijnlijk wel gehad, maar je moet er toch niet aan denken dat de Artemis in witte shorts voorgoed van de baan zou verdwijnen.
Martina navratilova
Nee, de Tsjechische ‘bionic woman’ is niet bepaald een exponent van het beschaafde damestennis. Maar ze is wel een voorbeeldig boegbeeld van de homobeweging.
Uit: De Groene Amsterdammer van
www.groene.nl/1994/25
www.groene.nl/1994/25