Mezzosopraan Alicia Hall Moran en pianist Jason Moran © Joseph P. Alvarado

Ooit werd vermaard hiphopproducer Dr. Dre gevraagd waarom hij op zijn debuutalbum The Chronic (1992) zoveel elementen van oude soulmuziek en funk hergebruikte: hij was toch al jaren een stoere rapper die bovendien met zijn gangsterrapgroep een eigen geluid had gevonden, hoe kwam hij dan nu ineens bij deze muziek, die alweer decennia oud was? Dr. Dre’s antwoord: hij gebruikte die funk en soul omdat hij die toevallig in de platenkast van zijn ouders had aangetroffen. Een zinnetje waarmee hij twee dingen onbedoeld illustreerde: hoe arbitrair ook muzikale keuzes die volstrekt logisch en zelfs onvermijdelijk klinken tot stand kunnen komen, en hoezeer verschillende muziekstromingen verbonden zijn. Alleen al om die reden heeft het wat geks om adepten van de ene muziekstijl te horen afgeven op liefhebbers van het andere genre; immers, geen The Beatles zonder Chuck Berry, geen Beyoncé zonder traditioneel gospelkoor, enzovoorts.

The motown project lijkt bedacht om de verbondenheid tussen verschillende genres te illustreren. In dit operaconcert – dat opgevoerd zal worden op een podium dat als nachtclub wordt ingericht – vermengt de Amerikaanse mezzosopraan Alicia Hall Moran aria’s en klassieke muziekstukken van Schubert en barokcomponist Purcell met soul-flarden van onder meer Marvin Gaye en The Supremes. Opvallend detail: Moran, die de afgelopen jaren een karrenvracht aan projecten opzette en componeerde en daarbij veelvuldig opera, jazz, beeldende kunst en theater combineerde, baseerde zich voor The motown project net als Dr. Dre op de platencollectie van haar ouders. En dus op de muziek van haar jeugd.

Motown Records: de naam van het platenlabel is in muziekkringen inmiddels zo vermaard en zozeer een synoniem geworden van revolutionaire muziek van een halve eeuw geleden dat het bijna onmogelijk lijkt om iets origineels met het label te doen. Of om nog precies na te gaan wáár de grootste charme van Motown in eerste instantie in school. Het label, dat in 1959 te Detroit werd opgezet als een klein familiebedrijf – door Berry Gordy Jr., voormalig prijsvechter en lopendebandwerker in de auto-industrie – mengde op een heel soepele en herkenbare manier soul, gospel en pop, en bracht met name in de jaren zestig en zeventig een duizelingwekkend arsenaal aan artiesten voort. (Naast de al genoemde artiesten ook Stevie Wonder, Michael Jackson, Lionel Richie, to name a few; het is een label waar Dr. Dre raad mee had geweten als hij deze muziek bij zijn ouders had aangetroffen.) Natuurlijk was de Motown-stal niet alleen invloedrijk en werd deze op zijn beurt ook beïnvloed door voorgangers, maar Motown maakte het soul-genre gepolijster, toegankelijker, herkenbaarder dan voorgangers hadden gedaan. Daarmee wordt het label beschouwd als cruciaal voor de doorbraak en acceptatie van Afro-Amerikaanse muziek onder witte Amerikaanse jeugd.

Alicia Hall Moran maakt geen veredelde hitparade vol meezingers

Wat doet Moran nu precies met dat in sommige ogen heilige archief? Veel. Om te beginnen: het niet als al te heilig beschouwen, maar er zelf mee aan de slag gaan. Bijvoorbeeld door een opera-aria te maken met de poëtische teksten van Marvin Gaye (die oorspronkelijk gezongen worden over warme instrumentaties). En door het refrein van de klassieker ‘I Can’t Help Myself (Sugar Pie, Honey Bunch)’ – van The Four Tops – te vermengen met een aria van Mozart. Het thema van die samensmelting: mannelijke hulpeloosheid tegenover vrouwelijke aantrekkingskracht.

Er zijn in een priller stadium al uitvoeringen van The motown project geweest, maar het idee was dat de voorstellingen in juni op het Holland Festival uitgebreid zou worden en dat er op het podium ook ruimte zou zijn voor improvisatie. Corona gooide de plannen in de war: aanvankelijk wilde Moran, die elf jaar terug al de eerste ideeën voor The motown project ontwikkelde, dit verhelpen door een palet aan internationale muzikanten op te laten treden en dat live te registreren. Nu is het plan dat ze zelf een concert in elkaar knutselt aan de hand van fragmenten die de betrokken musici haar toesturen, versterkt met beelden van haar eigen projector. Het project wordt inmiddels aangekondigd als een monologue intérieur met Moran als regisseuse annex gids in een liedcyclus waarin een klassiek repertoire wordt vermengd met hoogtepunten uit de Motown-stal.

Wat er al wel online is verschenen van Morans voorstelling illustreert hoe ongeremd ze te werk gaat. Ze teert niet op herkenbaarheid of gevestigde melodieën, maakt geen veredelde hitparade vol geijkte meezingers. Nee, Moran geeft klassieke bouwstenen een modernere omkadering, maakt van gecanoniseerde soulteksten nieuwe opera’s – wat grappig genoeg in dramatisch opzicht weleens beter past, want de soulmuziek van Motown kan instrumentaal gezien iets misleidend opzwepends hebben wanneer de teksten over gebroken harten of onbereikbare liefdes gaan.

De achterliggende vraag van dit alles is natuurlijk: hoe dien je je te verhouden tot het verleden, tot de eigen voorgeschiedenis? Als artiest, als muziekluisteraar, als toeschouwer. Moet je dat verleden beschouwen als een statisch geheel, met flarden die min of meer los van elkaar tot stand kwamen en die je vooral in eerbied moet laten rusten? Moran beantwoordt die laatste vraag met The motown project duidelijk ontkennend. Haar solowerk is al nadrukkelijk geworteld in de tradities van haar (Afro-Amerikaanse) voorouders, die op hun beurt weer zijn beïnvloed door eerdere tradities, en nu zet ze een nieuwe stap.

Kleine afwijkingen daargelaten vertellen mensen elkaar in zekere zin al decennia, zo niet eeuwen dezelfde verhalen met min of meer dezelfde middelen – dat kun je zien als reden om nieuwe genres links te laten liggen, je kunt het ook beschouwen als argument om, net als Moran, te kijken waar de overeenkomsten zitten, en wat voor nieuws ervan te smeden valt.