Het is even slikken als blijkt dat Mary Richards, medeproducer van het televisiejournaal van wjm, zelf nog geen nieuwsberichtje kan tikken, niet eens over zoiets simpels als een brandje ergens. De slimme Mary? Onafhankelijke carrièrevrouw? Dankt zij haar positie dan toch alleen maar aan haar ontwapenende lach en sexy jurken? De vraag is wat haar baas, de grommende doorgewinterde reporter Lou Grant, toch in haar ziet. Mary besluit een cursus journalistiek te doen. Want, zegt ze tegen hartsvriendin Rhoda, soms krijgt ze het gevoel dat ze succesvol is ‘vanwege mijn persoonlijkheid en niet dankzij mijn capaciteiten’. Maar tijdens de cursus gaat het ook mis: Mary scoort een C voor een essay, de docent wordt smoorverliefd op haar. Haar ‘probleem’ blijkt dat mensen simpelweg blij worden van haar. Zo dekt het themalied van The Mary Tyler Moore Show de lading: ‘You can turn the world on with your smile.’
De sitcom maakte de Amerikaanse actrice Mary Tyler Moore én haar alter ego Mary Richards beroemd. De show, over een jonge, sterke vrouw die geen gezin wil maar een carrière najaagt, was van 1970 tot 1977 op televisie. Hij werd bedacht door James L. Brooks (later schepper van The Simpsons) die in dienst trad bij MTM Enterprises, een productiebedrijf opgericht door Mary Tyler Moore en haar echtgenoot Grant Tinker. Met zijn series – behalve The Mary Tyler Moore Show vooral ook Lou Grant, Hill Street Blues en St. Elsewhere – brak mtm midden jaren zeventig met álles wat sinds de oorlog voor het medium werd gemaakt.
De revolutie was in eerste instantie ideologisch van aard, zoals Jane Feuer in 1984 aantoonde in het baanbrekende onderzoek MTM Quality Television. Ze concludeerde dat de makers van de mtm-shows voor het eerst een gouden middenweg tussen populistisch vermaak en high art hadden gevonden. Sitcoms als The Mary Tyler Moore Show en dramaseries als Hill Street Blues spraken tegelijkertijd twee groepen kijkers aan die lijnrecht tegenover elkaar stonden: een links-liberaal georiënteerd ‘kwaliteitspubliek’ dat grotendeels uit relatief jonge professionals bestond, en een massapubliek van ‘gewone’ mensen.
De eerste groep zag allerlei kwaliteitseigenschappen in de mtm-shows die men herkende uit andere domeinen van ‘hoge kunst’. De tweede groep zag dezelfde shows, maar waardeerde ze vanwege de warme, menselijke personages die herkenbare dingen meemaakten. Dat gebeurde in settings die weliswaar ‘vreemd’ waren – doorgaans de werkvloer bevolkt door yuppies of andere professionals zoals politieagenten of artsen – maar die makkelijk konden instaan voor het kerngezin dat zo belangrijk was voor die tweede groep. Deze breuk met het traditionele was radicaal. En het wonderlijke was dat kijkers in beide groepen van Feuers onderzoek er massaal in meegingen. Feuer sprak van een mes dat aan twee kanten snijdt: hoger opgeleiden konden naar de sitcom kijken zonder dat ze zich schuldig voelden, lager opgeleiden keken zonder dat ze door hadden dat ze naar high art zaten te kijken.
Aan het begin van Mary Tyler Moore, zoals de show eerst heette, verlaat Mary Richards haar ouderlijk huis om te gaan werken bij de televisiezender wjm in Minneapolis. Daar vindt ze een nieuw ‘gezin’: haar baas Lou Grant en haar vriendinnen Rhoda en Phyllis. In haar omgang met deze personages geeft Mary vorm aan haar nieuwe leven: los van de beperkende invloeden van een oudere generatie bevrijdde ze zich van alle geijkte verwachtingen. Geen moeder en huisvrouw, maar tv-producer. Geen sekssymbool, maar een jonge vrouw die van seks houdt.
Maar dan de andere kant van het tweesnijdende zwaard: Mary die haar eigen, vrijgevochten positie op de hak neemt, zoals het moment waarop ze aan zichzelf twijfelt in de aflevering waarin ze besluit een cursus journalistiek te gaan doen. Of een aflevering waarin Mary de dochter van vriendin Phyllis over de bloemetjes en de bijtjes moet vertellen: nu is ze geen jonge vrouw van de nieuwe tijd, maar een moederfiguur die een oud ritueel moet uitvoeren.
Een klassieke jaren-zeventigfeminist was Mary Tyler Moore nooit. In een van haar laatste interviews voor haar dood vertelde ze hoe ze destijds het gedachtegoed van Gloria Steinem en Betty Friedan (The Feminine Mystique) verwierp. ‘Ik geloof dat vrouwen een belangrijke rol te vervullen hebben als moeder die betrokken is bij haar kinderen. En dat was niet wat Steinem zei. Volgens haar kon je alles hebben, en dat je het aan jezelf verschuldigd was carrière te maken. Dat geloofde ik toen al niet.’ Hiermee verwoordde ze eigenlijk het geheim van haar succes als Mary Richards: hier was een jonge vrouw die duidelijk op geen enkele manier van plan was een stapje terug te doen ten gunste van haar mannelijke collega’s, waarmee ze haast automatisch een feministisch icoon werd, terwijl ze op precies hetzelfde culturele moment het hart veroverde van een conservatief denkend massapubliek.
Je kon niet anders dan verliefd worden op haar. Ze was intelligent én aantrekkelijk, iets waarop de schrijvers van de show inspeelden, bijvoorbeeld door haar sexy jurkjes te laten dragen en daarover grappen te maken. Maar het ging nooit om haar lichaam, het ging om háár. Om wie ze was en hoe ze in het leven stond. Het ging om hoe menselijk en slim de show als geheel was. In de legendarische aflevering Chuckles Bites the Dust overlijdt Chuckles the Clown op afschuwelijke wijze. ‘He went dressed as Peter the Peanut. And a rogue elephant tried to shell him.’ Het idee dat je grappen maakt op iemands begrafenis vindt Mary afschuwelijk. Maar later kan zij zelf niet ophouden met grinniken, wat gepast commentaar is op haar eigen betekenis: tegen haar lach is zelfs de dood niet bestand.