Nieuwsgierig geworden door haar geweldige, verontrustende verhalen (Single, Carefree, Mellow; eerder hier besproken, pakte ik nu ook de roman van Katherine Heiny op die ik – zeg ik nu – tot mijn schande bij verschijnen in vertaling totaal heb veronachtzaamd. Ik weet nog dat ik erin begon en dacht: dit is te grollig. Het is ook best een grollig verhaal, van het huwelijk van Graham en Audra en hun autistische zoon Matthew, maar het blijkt toch echt meer dan grimmig en lollig tegelijk te zijn, een combinatie die ik lastig vind. Het is eigenlijk – zie ik nu – een zeldzaam scherp en doorleefd portret van een verbintenis tussen twee mensen die geregeld strak staat van klein en groot verdriet, van kleine en grote geheimen en ergernissen, maar die iets onverwoestbaars heeft dankzij de gedeelde onbegrensde liefde voor een kind dat buiten de orde valt.
In feite vallen ze zelf ook buiten die orde. Graham met zijn vreemde, beetje obscure affiniteit voor zijn ex-vrouw, en Audra… Ja Audra. Zij is een personage dat in je hoofd gaat leven als je over haar leest, zij is een soort supervriendin, iemand die je in je buurt zou willen hebben, maar van wie je ook heel snel te veel hebt, omdat zij gewoon te groot en te aanwezig is, te goedbedoelend, te ráár ook enigszins, al was het maar omdat ze geen moment haar mond kan houden en iedere mogelijke stilte te snel af wil zijn.
Heiny volgt hun beider perspectief, waardoor je zowel in de wereld van Graham als die van Audra komt. Het mooie is dat de schrijfster je hiermee op een totaalbeeld trakteert, het is lang geleden dat ik het gevoel had zozeer aan iemands keukentafel te zitten, door New York te lopen, een groezelige woning ergens in Brooklyn binnen te komen waar totale origami-gekken bijeenkomen voor de nieuwste vouwtechnieken. De figuur van Audra balanceert continu op het randje van ‘enough now’, tot je haar plotseling weer door de ogen van Graham ziet: ‘She was an absolute certainty in a horribly uncertain world.’
Het gegeven van zoon Matthew, die bij niemand aansluiting vindt behalve bij die origami-gekken en andere onaangepaste types, lijkt aanvankelijk een truc om iets geks, en ook wel iets grappigs, te kunnen beschrijven. Maar uiteindelijk blijkt deze roman óók te gaan om een van de grootste taboes die er denk ik bestaan, namelijk dat je kind niet helemaal dreigt te worden wat je ervan had verwacht. En hoe daar dan weer op te reageren. Heiny masseert haar personages, en daarmee haar lezers, zachtjes maar trefzeker tot een verbluffend inzicht.