Zijn afscheid afgelopen vrijdag was in perscentrum Nieuwspoort in Den Haag. Toepasselijker had het niet gekund voor de op 83-jarige leeftijd overleden Max de Bok, jongste zoon uit een groot katholiek gezin uit Breda, oud-journalist van de regionale krant De Gelderlander, oud-voorzitter van de journalistenvakbond nvj en oud-voorzitter en ere-Poorter van het perscentrum. Nieuwspoort was vele jaren zijn huiskamer. Ook nadat hij al lang was gepensioneerd.

Dat laatste deed ons, een aantal (oud-)collega’s van hem op het Binnenhof, wel eens afvragen of wij later zouden willen worden zoals Max. Het eerlijke antwoord is dat we aanvankelijk altijd riepen: nee. Maar naarmate we zelf ouder werden, realiseerden we ons dat tot op hoge leeftijd zo betrokken blijven bij de journalistiek, het wel en wee in de politiek en dat dan vooral vanuit het belang van de parlementaire democratie een karaktertrek is om misschien wel jaloers op te zijn. Max de Bok bleef door zijn betrokkenheid jong van geest. Het bleef interessant om met hem over politiek en democratie te praten. Met small talk was je bij hem aan het verkeerde adres.

Toen ik De Bok kort na zijn pensionering een keer bij hoge uitzondering ergens anders dan in Nieuwspoort tegenkwam, vertelde hij me dat hij en zijn vrouw zaten na te denken over het kopen van een huis in Frankrijk om daar te gaan wonen. Er zat aarzeling in zijn stem. We stonden voor Paleis Noordeinde en tot zijn opluchting zei ik al wijzend naar het paleis tegen hem: ‘Max, wat moet jij in Frankrijk? Hier kun je je bemoeien met het koningshuis en met de politiek. In Frankrijk niet, daar speel je geen rol.’ Van een verhuizing is het nooit gekomen.

Ik leerde De Bok kennen toen ik in 1985 voor Brabant Pers parlementair redacteur werd. De Bok had zijn eerste kabinetsformatie, die uit 1958 van het overgangskabinet-Beel, er toen al jaren op zitten. De Gelderlander had zijn redactielokaal in de kamer naast die van Brabant Pers. Dat maakte in en uit lopen bij elkaar makkelijk.

Dat dat ook veel werd gedaan, lag vooral aan De Bok. Hij was een man die nieuwkomers graag bij de hand nam. Hij was niet te beroerd om je zowel heel praktisch uit te leggen waar je de tekst van een motie kon afhalen in het Kamergebouw, als wat de strekking van die motie was, hoe de verschillende politieke partijen daarop zouden reageren en hoe je dat dan weer kon duiden. Zijn geduld raakte alleen op als je er in zijn ogen te weinig van opstak.

‘Neutraliteit is lafheid’, aldus De Bok

De Bok wilde graag een rol spelen op het Binnenhof, invloed hebben. Toen in 1986 door een publicatie van hem cda-staatssecretaris voor Volkshuisvesting Gerrit Brokx moest aftreden, was hij meer dan trots. De Bok had een brief in handen gekregen waarin toenmalig cda-fractievoorzitter Bert de Vries zijn vertrouwen in Brokx opzegde. De Bok wilde nooit zeggen hoe hij aan die brief was gekomen, terwijl menigeen op de beruchte avond dat het speelde toch gezien meent te hebben hoe dat nieuws – uiteraard in Nieuwspoort – tot hem was gekomen. Maar De Bok zag het als zijn journalistieke plicht zijn lippen over de toedracht strak op elkaar te houden.

Dat hij 24 uur per dag journalist was, ondervond ik toen ik een keer overstuur terugkwam uit Utrecht, waar ik rond de eeuwwisseling les gaf aan de School voor de Journalistiek. Hij had een – zo realiseerde ik me pas achteraf – meer dan belangstellend oor en kwam zo te weten wat mij dwars zat over de houding van de leiding van de School: laksheid waar het ging om plagiaat. Pas toen ik mijn hele hart had gelucht en precies had verteld wat er volgens mij gaande was, zei hij: ‘Dank je wel, ik zit in de visitatiecommissie voor de School.’

Toen De Bok in 1984 de Anne Vondelingprijs voor politieke journalistiek kreeg, schreef de jury dat ‘elke lezer van De Bok merkt dat er terdege iemand aan het woord is met eigen opvattingen. Ondanks de distantie merk je welke kant hij op wil…’ Zelf heeft hij toen gezegd: ‘Neutraliteit is lafheid.’

Hoe diep sommige opvattingen gingen, merkte ik toen ik een aantal jaren geleden zelf weer lid werd van Nieuwspoort. Om door de ballotage te komen zijn handtekeningen nodig van mensen die al lid zijn. Op de avond dat ik voor die handtekeningen in het perscentrum was en met De Bok aan tafel zat, zat aan de tafel naast ons Willem Aantjes, de man die in de jaren zeventig terugtrad als Kamerlid van het cda toen onthuld werd dat hij had verzwegen lid te zijn geweest van de Germaanse SS. Tot ontsteltenis van De Bok ging ik hem om een handtekening vragen. Wat volgde was een discussie over goed en fout, en omstandigheden.

Dat De Bok niet alleen journalist was, maar ook betrokken bij mensen om hem heen bewees hij toen hij een koninklijke onderscheiding aanvroeg voor Mien, de vrouw die jarenlang de verdieping schoonmaakte waarop de redacties van De Gelderlander en ook Brabant Pers werkten. Toenmalig cda-minister van Sociale Zaken Jan de Koning kwam de onderscheiding persoonlijk opspelden. Wat de minister op dat moment nog niet wist, was dat Mien deels zwart werd betaald. Dat geheim heeft De Bok de minister wel verteld.


Beeld: 1995 (Roger Dohmen / HH)