«Oskars» mogen ze niet heten. Günter Grass — net bevallen van een gewoontegetrouw ophefmakend boek — wilde de prijzen waarvoor hij de sculptuur had gemaakt niet vernoemd zien naar de hoofdpersoon uit zijn Blechtrommel. Voorzichtigheidshalve, zo meldde De Standaard vorige week, had hij zijn ontwerp de vorm van een platvis gegeven. Zo zal de vernieuwde grote prijs van de Duitse vereniging van boekhandelaren waarschijnlijk als «de bot» door het leven gaan. Verder is bij de eerste uitreiking op 21 maart alles op hollywoodiaanse show gericht. Nominaties, buitenlandse glamourgasten en de spannende onthulling van de winnaar op het allerlaatste moment.

In Nederland is zoiets met de Akoprijs al eens geprobeerd en steevast op heibel uit gelopen. Ongelukkige schrijvers, gebelgde uitgevers. Het boekenvak is niet op spektakel aangelegd, behalve wanneer het zelf spektakelboeken maakt. Voor die genres kan een prijs het verschil uitmaken tussen fiasco en miljoenenverkoop. De Duitse boekhandel doet daar ook niet geheimzinnig over: commercieel succes is belangrijk voor de toekenning van de «bot».

Vraag het de uitgevers. In de verkoop van literaire boeken brengt zelfs de Nobelprijs nauwelijks enige beweging. Van Naipauls bekroning heeft vooral De Slegte geprofiteerd. Octavio Paz? Verramsjt. De recent betreurde Camilo José Cela? Hetzelfde lot. Ooit nog iets gelezen van Patrick White? Eugenio Montale? Vicente Aleixandre? Al een boek gekocht van Gao Xingjian? Alleen García Márquez blijft het goed doen, maar die werd al op handen gedragen. Saramago hinkt daar een beetje achteraan.

Vorige week presenteerden de Nederlandse uitgevers hun voorjaarsaanbiedingen. Zat daar iets bij wat de «bot» zou verdienen? De grootste verrassing was de eerste Nederlandse vertaling van Finnegan’s Wake van James Joyce, die in april in een tweetalige editie verschijnt. De eerste Engelse bladzijde eindigt met de zin: «where oranges have been laid to rust upon the green since devlinsfirst loved livvy». En dat zeshonderd pagina’s lang. Naast Finnegan’s Wake is Ulysses een soort Harry Potter, en zo bedoelde Joyce het ook.

Onleesbaar, onvertaalbaar, onbekroonbaar: is dat waar? Erik Bindervoet en Robbert-Jan Henkes hebben het boek vertaald, en ook in het Nederlands wil het boek onmiskenbaar ontcijferd worden. Lees op de eerste bladzijde: «noch bruulde een stem van vure miesje miesje tot tauftauf giezijtpitriek» en je bent verkocht. Voor hoe lang? Zolang als puzzelgeduld leesgenot blijft.

Finnegan’s Wake is het einde van het boek en misschien ook wel het einde van de literatuur. Ulysses maakte haar doodsvermoeid, Finnegan’s Wake gaf de genadeslag. Ergens in die zeshonderd bladzijden wordt het lezen een plicht. Maar uit plicht nemen we alleen vergaderstukken, beursnotities en koopjeskranten tot ons: stuk voor stuk dingen die ergens toe dienen. Het literaire lezen, dat alleen zichzelf dient, gaat in Finnegan’s Wake teloor.

Die ervaring is interessant genoeg, maar je kunt haar maar één keer hebben. Daarom is er niets meer na Joyce. Een enkele epigoon, zoals Julián Ríos met Larva, roept hoogstens nog een déjà-vu op, maar daar is de literatuur niet voor. Met Ulysses sloeg Joyce een doodlopende weg in en in Finnegan’s Wake kwam hij aan het einde daarvan. Monumentaal, maar wel een zijspoor.

Op de ranglijst van beste Engelstalige boeken uit de twintigste eeuw heeft Ulysses de eerste plaats inmiddels moeten afstaan aan The Lord of the Rings. De mythe van de moderniteit heeft het afgelegd tegen de tijdloze mythe. Modernisten wilden weten hoe kunst in zijn werk gaat, maar inmiddels willen we weer weten waar kunst eigenlijk over gaat. The Lord of the Rings is het eeuwige verhaal over goed en kwaad. Ulysses is het verhaal over het verhaal — en dat gaat een stuk minder lang mee.

Finnegan’s Wake heeft de literatuur letterlijk afgemaakt. Het is letterkundig terrorisme: een schitterende zelfmoordaanslag waarna alles ophoudt. Dat is niet iets voor prijzen gala’s, of het moest — bij deze vertaling — die van de Nijhoffprijs zijn.

En toch komt zelfs in Finnegan’s Wake onverwacht de glamour weer terug. Want onder aan de eerste Nederlandse bladzijde luidt de vertaling van de zojuist geciteerde zin: «Waar de oranjes voor immer en immermeer wel te roesten zijn gelegd op het groen al sinds dierste duvlinner lijffie liefhad.» In Nederland gaat alles tenslotte toch weer over Máxima.