‘Zomerrodekool!’ zingt de zoon van de groenteman. Over een half jaar toch eens opletten hoe hij kijkt als het winterrodekool mag zijn. Bij het Marokkaans vleessultanaat ligt ook een prettig weekend klaar. De vorige jonge slager die, opeens naar en terug uit Mekka, vertelde dat het op de Haarlemmerdijk heel erg wennen was, riep regelmatig en met veel naturel ‘de mazzel!’
Geklaarde boter, in Surinaamse winkels in blik te koop, ruikt bij het bakken naar bijzondere boter en niet naar vies vet. Daarvan twee forse eetlepels smelten en 250 gram lamsbout in dunne plakjes. Om en om zout erop, veel cayennepeper en minder plakjes knoflook, precies zoveel als afkomstig van twee tenen. Nog twee scheppen, in oude koffiemolen vers gemalen, resp. komijn- en korianderzaad en vijf kardamomzaden. Van dat laatste vooral niet meer, want je moet die harde buitenste bastjes straks allemaal weer uitspugen.
Voorts hele kaneelstok en halve uitgeperste citroen en eetlepel honing en honderd gram (uiteraard gepelde) walnoten. Daar bovenop halve, klein gesneden zomerrodekool en kopje water. Deksel erop en boven kleinste vlam. Minstens zeven kwartier lang niet meer aan denken en op het juiste moment weer wel. Goed gewassen gekookte witte rijst erbij, dat is warmelandeneten.
Curry van zacht zoetzure zomerrodekool. Is dat niet betoverend Hollands voor de tijd van het jaar?